zaterdag 29 november 2014

Dancer | Tales Of The River Bank

The Isle Of Wight is in de popcultuur, als de Britse tegenhanger van Woodstock, beroemd geworden vanwege het gelijknamige popfestival. Het eiland heeft in The English Patient-regisseur Anthony Minghella, die in 2008 overleed, zijn beroemdste inwoner. Minghella voerde ook samen met zanger/gitarist Mike Jolliffe in 1971 Isle Of Wights enige rockband aan: Dancer. Gefinancierd door de lokale maffia en per witte Rolls Royce naar de Londense Olympia Studios vervoerd, neemt het vijftal in vier sessies, verdeeld over een maand in de zomer van 1972 een album op met als producer Tony McPhee van The Groundhogs. Tot een release van Dancers debuutplaat komt het echter niet, omdat de bandleden kort na de opnamen ieders hun weegs gaan. Maar liefst 29 jaar later worden deze opnamen onder de titel Tales Of The River Bank voor het eerst uitgebracht door het reissue-label Kissing Spell. Mellotron, Hammond, harmoniezang en breed neergepenseelde composities – en niet te vergeten de incidentele bijtende gitaarsolo – maken van Tales Of The River Bank een landelijke, sfeervolle progressive rockplaat. Welgeteld zeven tracks, waaronder voortreffelijke rural prog-songs als 'America Wood', 'Morning' en 'Fairhill Affair' vormen Dancers – en Oscar-winnaar Minghella's – muzikale erfgoed.

Tales Of The Riverbank / America Wood / Morning / Mac's Cafe / This Change In Me / Fairhill Affair / Mind The Houses



dinsdag 25 november 2014

Aorta | Aorta

Een waanzinnige hutspot aan stijlen, verbonden door een bonkende hartenklop. Dat is het genre-overstijgende, onderschatte psychedelische meesterwerk van Aorta. Het viertal Jim Donlinger (zang, gitaar), Jim Nyeholt (orgel), Bobby Jones (bas) en Billy Herman, afkomstig uit Rockford – what's in a name – Illinois maakt al in het midden van de jaren zestig furore als The Exceptions. Het eind van het decennium dwingt de muzikanten tot een avontuurlijke koerswijziging en een naamsverandering in Aorta, de grote lichaamsslagader. De zeer getalenteerde band raakt onder invloed van de muzikale revolutie en geestverruimende drugs besmet door het psychedelica-virus en experimenteert met stijlen als jazz, soul, garagepunk en onvervalste acidrock. Dankzij het muzikale vakmanschap en de geweldige composities wordt Aorta's avontuurlijke rock geen rommeltje. Dat blijkt wel uit het gelijknamige debuut Aorta, dat de band opneemt in de Great Lakes Recording-studio in Sparta, Michigan. Het grote Columbia-label brengt in 1969 Aorta uit, een waanzinnige plaat, een duizelingwekkende tour de force, maar wel een verrassend coherent geheel. Aorta begint met het kloppen van het hart in 'Main Vein I' – een thema dat in meerdere intermezzo's terugkomt – om dan los te barsten in de machtig fuzzende rocker 'Heart Attack', die op zijn beurt wordt opgevolgd door de barokke strijkers en houtblazers van'What's In My Mind's Eye' Kamerbrede orkestrale kamerpop is er in 'Magic Bed', het heerlijk wegzwevende 'Sprinkle Road To Cork Street' en in de meeslepende uitvoering van Colours' 'Catalyptic'; psychedelische soul in 'ode To Missy Mxyzosptlk' en avant-progrock in 'Strange'; terwijl in 'Sleep Tight' kerkorgel en fuzzgitaren de dienst uitmaken. De orkestrale baroque pop van het voortreffelijke 'Thousand Thoughts' en de opwindende acidrock van Thoughts And Feelings' sluiten een waanzinnig sterk album af, dat gerust tot de sixties-klassiekers mag worden gerekend, ware het niet dat Aorta al bij verschijnen aan het zicht werd onttrokken. Een slappe opvolger in een andere bezetting heeft dan ook alleen maar bijgedragen aan de obscuriteit van de band. Het sixties-meesterwerk Aorta had een beter lot verdiend.

Main Vein I / Heart Atack / What's In My Mind's Eye / Magic Bed / Main Vein II / Sleep Tight / Catalyptic / Main Vein III / Sprinkle Road To Cork Street / Ode To Missy Mxyzosptlk / Strange / A Thousand Thoughts / Thoughts And Feelings / Main Vein IV



dinsdag 18 november 2014

Mark Lanegan Band | Phantom Radio


Hoewel Mark Lanegan door zijn karakteristieke gruizige stemgeluid een altijd uit duizenden herkenbare sound heeft, is zijn solowerk – vanaf The Winding Sheet in 1990 – toch bijzonder gevarieerd van aard. Solo putte Lanegan enerzijds vooral uit de elektrische blues, getuige Field Songs (2001) en de cover-albums I'll Take Care Of You (1990) en Imitations (2013). En anderzijds uit grunge en jaren negentig gitaarrock, zoals bijvoorbeeld Bubblegum (2004). Duister en doomy was Lanegans rock echter altijd. Verrassend en in zekere zin avontuurlijk is op Phantom Radio dan ook Mark Lanegans hang naar de Britse postpunk en doemmuziek van de begin jaren tachtig. Ofschoon Phantom Radio aftrapt met een meeslepende gitaarsong (Harvest Home) die zomaar afkomstig had kunnen zijn van Screaming Trees' zwanenzang Dust (1996), zijn het toch Lanegans jeugdige inspiratiebronnen die op Phantom Radio de boventoon voeren. Lanegan neemt de luisteraar aldus mee op een fascinerende trip naar de post-industriële dreiging van Echo & The Bunnymen, The Cure, The Sound en The Sisters Of Mercy; naar het atmosferische geluid van reverb-gitaren, ijle toetsen en soms mechanische ritmes. Lanegans composities zijn daarbij opvallend sterk; arrangementen en instrumentatie voortreffelijk. Van ingetogen – de met harmonium opgetuigde murderballad Judgement Time – via de pulserende synths van Seventh Day naar majesteitelijke wave-songs als Floor Of The Ocean en The Killing Season, om dan af te sluiten met Death Trip To Tulsa, een schurende, duistere, ja typische Lanegan-song. Mark Lanegan verbindt op Phantom Radio op bevlogen wijze sepia getinte folkblues met atmosferische postpunk, met als resultaat een album dat een schitterende, blinkende parel in Lanegans kroon is.

Harvest Home / Judgement Time / Floor Of The Ocean / The Killing Season / Seventh Day / I Am The Wolf / Torn Red Heart / Waltzing In Blue / The Wild People / Death Trip To Tulsa

Dry Iced / No Bells On Sunday / Sad Lover / Jonas Pap / Smokestack Magic




vrijdag 14 november 2014

The Teardrop Explodes | Kilimanjaro

In 1976 komt Julian Cope naar Liverpool, met maar een doel: 'I want to be famous!' Cope doet daar hard zijn best voor; nestelt zich in de incrowd van Eric's, de hipste club van de stad en heeft met Ian McCulloch en Pete Wylie zijn eerste, embryonale band: The Crucial Tree. Julian Cope is een groot fan van The Doors, Love, Tim Buckley, Scott Walker en obscure Krautrock. Met zijn in de nazomer van '78 opgerichte groep The Teardrop Explodes vermengt hij psychedelica met postpunk, en creëert weirde, warme popmuziek. De eerste single 'Sleeping Gas' op het lokale Zoo-label is gelijk een hit, gevolgd door het springerige 'Bouncing Babies' en het ultra-pakkende 'Treason'. Major Phonogram/Mercury ziet de enorme potentie van Julian Cope als popster, tekent The Teardrops en releaset de vierde single 'When I Dream'. Maar tijdens de opnamen van de debuut-lp raakt Cope flink onder de invloed van LSD, al houdt de band de zinnen bij elkaar op Kilimanjaro, het album waar verwachtingsvol naar werd uitgekeken. Kilimanjaro is een klassieke popplaat met volop rinkelende gitaren, in reverb gedrenkt, een rondzoemend orgeltje en tribale drums. Alle – prachtige – singles zijn bijeengebracht op het album, naar de kroon gestoken door het fenomenale 'The Thief Of Baghdad'. Kilimanjaro wordt in 1980 in Engeland een hit, evenals het meer bespiegelende Wilder van het jaar daarop, maar Julian Cope, die in 1981 nog de schitterende Scott Walker-compilatie Fire Escape In The Sky samenstelt, raakt meer en meer vervreemd van de werkelijkheid. En is in 1984 uiteindelijk een LSD-slachtoffer dat zichzelf opblaast en zich vervolgens als een kluizenaar terugtrekt op het platteland. Het is het einde van de popster Julian Cope, al komt hij sterk terug als de muzikale druïde van het Stonehenge-tijdperk, met in zijn bagage fraaie, geflipte en ook onbeluisterbare albums.

Ha Ha I'm Drowning / Sleeping Gas / Treason / Second Head / Poppies In The Field / Went Crazy / Poppies In The Field / Went Crazy / Brave Boys Keep Their Promises / Books / The Thief Of Baghdad / When I Dream



dinsdag 11 november 2014

Jeff Beck Group | Jeff Beck Group

Bekend mag worden verondersteld dat Jeff Beck geen bepalende frontman is; niet gekarakteriseerd wordt door een onderscheidende zangstem. Nee, Jeff Beck moet het louter hebben van zijn fenomenale, revolutionaire gitaarspel. In zijn langlopende carrière is hij daarom qua populariteit beperkt door de zangers die zijn muziek begeleidden. Geoffrey Arnold Beck trad in 1965 toe tot The Yardbirds, werd er vervolgens in 1966 alweer uitgeschopt en scoorde daarop solohits met 'Beck's Bolero', 'Hi Ho Silver Lining' en 'Tallyman'. The Jeff Beck Group – met daarin muzikanten als Rod Stewart, Ron Wood en Nicky Hopkins – produceerde een serie experimentele en uitstekende albums: Truth (1968), Beck-Ola (1969), Rough And Ready (1971) en in 1972 Jeff Beck Group. Jeff Beck Group wordt vooraleer gekenmerkt door Becks technisch hoogbegaafde en door jazz en blues beïnvloedde gitaarspel – Beck staat op gelijke hoogte met Hendrix, Clapton en Page – maar anderszins zijn de composities sterk en bovendien bijzonder adequaat ingevuld door drummer Cozy Powell, jazzpianist Max Middleton, bassist Clive Chaman en zanger Bob Tench. Wat het album bijzonder maakt is dat het opgenomen is in de TMI-studio in Memphis, Tennessee met achter de knoppen Steve Cropper. Het verleent Jeff Beck Group een groovy, swingend karakter. Met covers van Bob Dylan ('Tonight I'll Be Staying Here With You'), Ashford en Simpson ('Can't Give Back The Love I Feel For You') en Becks favoriete componist Don Nix ('Going Down') is Jeff Beck Group een Amerikaans album. Het hoogtepunt is echter Becks eigen bluesy, psychedelische instrumental 'Definitely Maybe', een sublieme showcase voor Jeff Becks magistrale, intense, vloeiende spel.
Het Jeff Beck Group-album markeert het einde van een fase, en tegelijk van een nieuw begin; met het powertrio Beck, Bogert & Appice worden grote successen in Amerika behaald. Ook daarna bevestigt Jeff Beck zijn superstatus met klassieke albums als Blow By Blow (1975), Wired (1976) en de samenwerking met de Tsjechische toetsenvirtuoos Jan Hammer. Vanaf de jaren tachtig tot heden – zo'n drie decennia – wordt hij telkenmale gelauwerd en gehuldigd om zijn absolute virtuositeit op de elektrische gitaar; Jeff Beck is een gitaar-icoon.

Ice Cream Cakes / Glad All Over / Tonight I'll Be Staying Here With You / Sugar Cane / Can't Give Back The Love I Feel For You / Going Down / Highways / Definitely Maybe



woensdag 5 november 2014

The Wizards From Kansas | The Wizards From Kansas

Inderdaad, The Wizard From Kansas komen uit Kansas. Aanvankelijk heet het psychedelische vijftal Pig Newton And The Wizards From Kansas, maar op aandringen van platenlabel Mercury wordt de bandnaam ingekort. De band heeft dan, in de zomer van 1969, succesvol getoerd langs de oostkust en opgetreden in de Fillmore East, waarna de platenlabels op de stoep staan bij de tovenaars uit Kansas. Een jaar later vinden in San Francisco de opnamen plaats van The Wizard From Kansas, dat ondanks de herkomst van de bandleden een typisch product is van de San Francisco-sound: acidrock dus, met kenmerkende uitgesponnen, lyrische gitaarpartijen à la Quicksilver Messenger Service, Moby Grape-vocalen en Grateful Dead-hippiesfeer. Naast geweldig sfeervolle vertolkingen van Billy Ed Wheelers ‘High Flying Bird’ en Buffy Sainte-Marie’s ‘Codeine’ zijn de zeven bandoriginelen stuk voor stuk prachtige songs die zich bewegen tussen melodieuze psychedelica en kosmische countryrock. De bitterzoete harmoniezang is een fraai tegenwicht tegen de slangachtige, kronkelende gitaarlijnen, zoals te horen is op superieure songs als ‘Freedom Speech’, ‘Misty Mountainside’ en ‘Country Dawn’ ‘She Rides With Witches’ rondt een uitstekende Westcoastcoast-acidrockplaat af, die gelijk de uitverkoopbakken in gaat omdat The Wizards From Kansas direct na de lp-opnamen uiteen vallen; een combinatie die het album een verdiende cultstatus oplevert.

High Flying Bird / High Mister / 912 ½ Mass / Codeine / Freedom Speech / Flyaway Days / Misty Mountainside / Country Dawn / She Rides With Witches


zondag 2 november 2014

Suzanne Rhatigan | To Hell With Love

Mysterieus is ze, onbevattelijk. Slechts één solo-album maakte ze, en dan ook alweer in 1992. Zwoel is ze, kirrend, maar ook vol venijn – en ondubbelzinnig in haar verdict over de amoureuze kant van het leven: To Hell With Love. Het is de titel van Suzanne Rhatigans debuutplaat. Iers is ze, en achtergrondzangeres was ze op Stock, Aitken and Watermans en Kylie Minogue’s wereldhit ‘I Should Be So Lucky'. Op To Hell With Love klinkt ze echter als een New-Yorkse die ergens in de Lower East Side een vaste hangout heeft; To Hell With Love is dan ook een volbloed New York-plaat, met muzikanten als Robert Quinne (Richard Hell and the Voidoids), Bernie Worrell (Talking Heads) en Matthew Sweet. En meer nog; teleurstelling, onverschilligheid, drank en drugs vormen het louche decor waartegen deze grande dame haar aangrijpende rol speelt. To Hell With Love is een meesterlijk muzikaal dagboek uit onverwachte hoek. Maar als Rhatigans platenlabel failliet gaat, loopt haar net gestarte carrière op de klippen. Het is een triest voorlopig einde, want sindsdien probeert Rhatigan, nu vanuit Londen, nu alweer zo’n 20 jaar haar carrière weer op de rails te krijgen. Wat vooralsnog niet lukt. Suzanne Rhatigan is een mysterie.

To Hell With Love / Open Up / The Further In We Go / Nearly 18 / The Games We Play / Indian Summer / Don’t Talk / Shelter Me / All You Ever Need / Daddy / Learning To Cry / The Spinner Of Years