woensdag 28 mei 2014

Supertramp | Crime Of The Century

Stanley August Miesegaes, Sam, was een in Zwitserland wonende Nederlandse miljonair met een bijzondere hobby: hij sponsorde op persoonlijke titel een band, The Joint – of eigenlijk diens zanger en componist, Richard Davies. Want ondanks de op Miesegaes' kosten aangeschafte instrumenten en apparatuur zijn de talenten van The Joint teleurstellend en dus verlangt Sam van Davies dat hij de overige bandleden de laan uitstuurt, waarna in augustus ’69 via de Melody Maker nieuwe bandleden aangezocht worden: Wanted: lead guitarist plus vocals, bass guitarist plus vocals, drummer
Gerekruteerd wordt, naast een gitarist en een drummer, de 19-jarige bassist en toetsenist Roger Hodgson. De bandnaam ontleent het net gevormde kwartet aan een roman van R.H. Davies: Supertramp. Miesegaes blijft flink investeren in de band; vertrouwen ontlenend aan de vruchtbare samenwerking tussen Davies en Hodgsen. Dit levert een tweetal albums op, maar geen grote successen – zodat Miesegaes in 1972 de banden met Supertramp verbreekt; hen het geïnvesteerde instrumentarium schenkt en hen zo’n 60.000 pond kwijtscheldt. Het lijkt het einde van Supertramp, maar Davies en Hodgsen formeren een nieuwe band met bassist Dougie Thomson, saxofonist John Helliwell en Bees Make Honey-drummer Bob Benberg. Ze krijgen bovendien van A&M Records de gelegenheid om met producer Ken Scott op het platteland van Somerset te werken aan nieuw materiaal, dat vervolgens gedurende februari tot en met juni 1974 vastgelegd wordt in de Trident-studio, Rampant Studios en Scorpio Sound-studio; alle in Londen. 
Het resultaat van de samenwerking met Ken Scott is een album dat de kwaliteit heeft die Miesegaes voor ogen stond – en meer nog: Crime Of The Century is een mijlpaal van de jaren zeventig-rock; een lichtend baken in de oceaan van muzikale diversiteit; een klassieker van de middelbare school-jongeren – dit laatste misschien wel veroorzaakt door de klassieke opener ‘School’. Het zet de toon voor de kenmerkende lichtvoetige, atmosferische symfonische rock, die vooral aangedreven lijkt door de hypnotiserende elektrische piano, het handelsmerk van Supertramp – naar het lichtende voorbeeld van Procol Harum. Het gewicht van Crime Of The Century wordt mede bepaald door gedragen, dynamische Davies/Hodgson-songs als 'Hide In Your Shell', 'Asylum', 'Rudy' en 'Crime Of The Century' – alle opgetrokken uit meeslepende melodieën, feeërieke toetsen, barokke strijkers, venijnige gitaren en Ken Scotts verfijnde productie. Gepaard aan de single 'Dreamer' wordt Crime Of The Century Supertramps doorbraakalbum en de voorbode van nog grotere successen, die de groep in feite dankt aan diens mecenas – respectvol geëerd op de achterkant van de hoes van Crime Of The Century: To Sam.

School / Bloody Well Right / Hide In Your Shell / Asylum / Dreamer / Rudy / If Everyone Was Listening / Crime Of The Century




zondag 25 mei 2014

Chris Von Sneidern | Wood And Wire

Als perfecte pop bestaat – ultieme rockmuziek waar alle elementen, alle details op de juiste én enige plaats gerangschikt zijn – kan dit losstaan van alle sentimenten, van enig historisch besef? Nee, vermoed ik, maar Chris Von Sneidern – een onbekende singer-songwriter uit San Francisco – komt met Wood And Wire dicht bij de angstige perfectie. Rockende elektrische en akoestische gitaren, Hammonds, elektrische piano’s, klavecimbels, bas, drums en meermalen gedubbelde vocalen, maar bovenal smetteloze composities, dát is een benadering van perfectie. Wood And Wire heeft het, Wood And Wire is er tot de rand mee gevuld. En vooral, Wood And Wire is het product van een man die bij het grote publiek een totale nobody is; een muzikant die los staat van historisch besef. Die dus beoordeeld kan worden op het pure product, beoordeeld kan worden op zijn godgegeven talent, op zijn sonische schepping.
Chris Von Sneidern is een ultieme doe-het-zelver. In de begin jaren negentig duikt Von Sneidern voor het eerst op in Flying Color, een extreem talentvolle popband uit San Francisco. Na één magistrale lp gaat Flying Color ten onder, Von Sneidern in zijn zog meenemend. De onafhankelijke en eigenwijze geest die hij is, leidt ertoe dat hij erin slaagt talloze cd’s uitgebracht te krijgen. Sight & Sound, Go! en White Lies leveren hem een reputatie op van singer-songwriter in het powerpop-idioom. Het trio platen bevat voldoende kwaliteit om Von Sneidern te vergelijken met de top in het genre zoals Jason Falkner en Matthew Sweet, maar laat ook zien dat hij qua diepgang tekort komt. Totdat Von Sneidern besluit zijn nieuwe plaat in New York op te nemen; weg van het bekende, gretig op zoek naar nieuwe verten. Op uitnodiging van jazz-producer Lou Holtzman reist Von Sneidern – met op de koptelefoon ononderbroken Dusty In Memphis – naar New York om op te nemen in de EastSide studio. In een week tijd, van 5 t/m 12 februari 1996, neemt Von Sneidern zes tracks live in de studio op met begeleiding van keyboardverzamelaar Dave Amels, drummer Dennis Diken (ex-Smithereens) en Nancy en Richard X. Heyman. Alleen Von Sneiderns vocalen krijgen een dubbele behandeling.
Maar zes nummers is geen album. Terug in San Francisco heeft Chris het plan de opnamen aldaar te vervolgen, maar er komt niets van de grond. Von Sneidern mist de feel van New York. Anderhalf jaar later wordt hem via Gene Holder, van de legendarische dB’s, de gelegenheid geboden het ‘New York album’ te voltooien. In de Jolly Rogers Studio wordt, met een gewijzigde ploeg, tussen 25 en 29 juli 1997, opnieuw een trits nauwelijks uitgewerkte composities live in de studio opgenomen. In sommige gevallen zijn de nummers pas tijdens de opnamen ontstaan, hetgeen ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de frisheid en directheid ervan.
Wood And Wire is een gitaarplaat, de rauwheid en zwaarte van de elektrisch gitaren en de vloeiende en emotierijke gitaarsolo’s laten hierover geen twijfel bestaan. Maar Wood And Wire is ook een keyboardsplaat. De ruimte voor Dave Amels met zijn Hammonds, elektrische piano’s, mellotrons, klavecimbels en de Ondioline (een primitief orgel) draagt bij aan het organische karakter van Wood And Wire. De plaat, uitgebracht in 1998, is perfect in zijn uitgebalanceerdheid – de 13 composities doen geen van alle voor elkaar onder –, bezit de ultieme verhouding, ja de Gulden Snee, van gitaren en keyboards en heeft een hoge meezingfactor. Wood And Wire biedt talloze klassieke momenten, zoals de gitaarsolo in 'Lines', het refrein van 'Sun', de brug in 'As You Are', het subtiele intro van 'Don’t Worry Now', en zo valt over elk van de 13 goddelijke nummers wel iets bijzonders te melden. Daarbij is het een geschenk uit de hemel dat de oorspronkelijke digitale opnamen zoek zijn geraakt bij een vliegmaatschappij, zodat Chris Von Sneidern besloot alles analoog aan de band toe te vertrouwen. Het ontnam hem correctiemogelijkheden maar het leverde hem een knallende en loodzware sound op. Dit alles tezamen heeft Wood And Wire tot een meesterwerk gemaakt. Een meesterwerk dat niemand kent of erkent, maar dat het toch is. Het is rockmuziek in zijn angstige perfectie.

Starting Out / Lines / Sun / As You Are / Don’t Worry Now / Split It / Circles / Love / I Can See / Like Me That Way / Got A Way With Her / Feel / The End


donderdag 22 mei 2014

Sturgill Simpson | Metamodern Sounds In Country Music


Metamodern Sounds In Country Music volgt Sturgill Simpsons debuut uit 2013 op de hielen. Smeed het ijzer als het heet is, moet de singer-songwriter uit Kentucky hebben gedacht, aangezien High Top Mountain in Amerika bijzonder goed werd ontvangen. Waar het debuut vooral gevuld was met old school country, daar is Metamodern Sounds In Country Music nog wel ouderwets-klassiek, maar is Simpson opgeschoven naar de countryrock. De liedjes zijn lekker rauw, puur en rammelend – bas, drums, elektrische gitaar en pedal steel begeleiden Simpsons stem die sterkt gelijkt op die van cultheld Joe South. Lekker up-tempo ('Life Of Sin') of tranentrekkende country & western ('Living The Dream' en het waanzinnige 'The Promise'); Sturgill Simpson draait er zijn hand niet voor om. We hebben hier een nieuwe, oude stem te pakken die de alt.country – een inmiddels uitgewoonde kwalificatie, maar niettemin bruikbaar – een nieuw elan verleent. Zo belangrijk en gewichtig is Metamodern Sounds In Country Music; een perfecte showcase voor het grote talent van Sturgill Simpson.

Turtles All The Way Down / Life Of Sin / Living The Dream / Voices / Long White Line / The Promise / A Little Light / Just Let Go / It Ain't All Flowers

zondag 18 mei 2014

Alamo | Alamo

De bandnaam en de albumhoes wekken zonder meer de suggestie dat Alamo een Texaanse band is. Dat is echter niet het geval; Alamo is afkomstig uit Memphis, Tennessee en heeft een nauwe band met Big Star. Gitarist Larry Raspberry heeft halverwege de jaren zestig hitjes met het rock-'n-rollbandje The Gentrys, maar zoekt, geheel in overeenstemming met de tijdgeest, een nieuwe uitdaging in de heavy rock. Hij vindt een bassist in Larry Davis, een organist in de talentvolle Ken Woodley en een drummer in Richard Rosebrough. Rosebrough is tevens technicus in de Ardent-studio's en raakt daar bevriend met de muzikanten die eerst nog Icewater heten, maar na de toetreding van Alex Chilton begin '72 Big Star. Alamo heeft zich dan al van een platencontract verzekerd bij Atlantic en neemt met huisproducer John Fry en Rosebrough als technicus in Ardent hun debuutalbum op, gemakzuchtig getiteld Alamo. De muziek op deze plaat is echter puur avontuurlijk, want zowel de drums als de rollende hammond en de scheurende gitaarsolo's zijn hard opgenomen, terwijl de sound van Alamo helder en organisch blijft. In zo'n omgeving gedijen de songs voortreffelijk: 'Got To Find Another Way' rockt en swingt à la Grand Funk Railroad; 'Questions Raised' idem dito; en 'Happiness Is Free' is pastoraal en heavy tegelijk op een Spooky Tooth-achtige manier. Het soulvolle en sfeervolle 'Soft And Gentle' is het hoogtepunt van een fantastisch rockalbum dat de Britse hardrock van Deep Purple en Uriah Heep – vooral vanwege de geweldige orgelsound – verbindt met de atmosferische powerpop van Big Star. Historisch gezien is Alamo dan ook een zeer interessante plaat, maar in 1971 gaat het album glorieus ten onder met als gevolg dat de band zichzelf al snel opheft. Op het snijvlak van bluesy hardrock en gloedvolle powerpop is Alamo niettemin een ronduit prachtig album.

Got To Find Another Way / Soft And Gentle / The World We Seek / Question Raised / Bensome Changes / All New People / Get The Feelin' / Happiness Is Free



woensdag 14 mei 2014

Mercury Rev | Deserter’s Songs

Deserter’s Songs laat Mercury Rev’s transformatie zien van noiseniks naar psychedelische natuurliefhebbers. De eerste twee platen van de muzikale pioniers uit Buffalo, New York mengen prachtige momenten met chaotische noise. Na het vertrek van de onberekenbare en vaak onverstaanbare zanger David Baker maakt Mercury Rev in 1995 het meer gestructureerde See You On The Other Side, met als producer Dave Fridmann die daarvoor bassist van de band was. Songschrijvers van de band zijn zanger Jonathan Donahue en gitarist Sean Mackowiak, oftewel Grasshopper, en naast losvast bandlid Fridmann maken Adam Snyder (toetsen) en Jimy Chambers (drums, klavecimbel) deel uit van de band. Na de duistere drugsjaren volgen er drie jaren van bezinning, overpeinzing en loutering, waarvoor Mercury Rev zich terugtrekt in de heuvels van de Catskill Mountains. Grasshopper gaat zelfs in retraite in een klooster. Omgeven door de natuur, bloemen en insecten, werkt het vijftal in Fridmanns Tarbox Studio aan een set nieuwe songs. Met gebruikmaking van houtblazers, violen en flugelhorn is het nieuwe muzikale decor van Mercury Rev dat van pastorale symfonica, met een uitgesproken americana-sfeer. Mercury Rev gaat terug naar de basis van de ware Amerikaanse roots met intermezzo’s die als authentieke field-recordings klinken, krakende piano’s en klaterende klavecimbels. Met het verschijnen van Deserter’s Songs stapt Mercury Rev in het volle licht van het leven; zich ten volle bewust van de rol van de mens in de natuur. De majesteitelijke muziek klinkt als een eigentijdse Pet Sounds, terwijl Donahue’s nasale zang een Neil Young-element toevoegt. Een andere belangrijke inspiratiebron is The Band, van wie Garth Hudson en Levon Helm letterlijk buren zijn van Mercury Rev. Zij spelen dan ook mee op Mercury Revs meest rootsy cd: Hudson op ‘Hudson Line’ en Helm op het magisch-orkestrale ‘Opus 40’. Moogs, mellotrons, hartverwarmende harpen en zingende zagen rollen af en aan in de dromerige psychedelica van ‘Holes’, ‘Tonite It Shows’ en ‘Endlessly’. Ze worden echter overtroffen door de schitterende bombast van ‘Goddess On A Highway’ en het bonkende hart van Deserter’s Songs: ‘The Funny Bird’. Het joyeuze ‘Delta Sun Bottleneck Stomp’ sluit Deserter’s Songs op gepaste wijze af: Slidin’ away in a washed out delta sun; de zon tegemoet, het leven tegemoet. Deserter’s Songs – elf tijdloze songs; elf sublieme rocksongs – is het doorbraakalbum van Mercury Rev en is een magistrale triomf.

Holes / Tonite It Shows / Endlessly / I Collect Coins / Opus 40 / Hudson Line / The Happy End (The Drunk Room) / Goddess On A Hiway / The Funny Bird / Pick Up If You’re There / Delta Sun Bottleneck Stomp

maandag 12 mei 2014

Mallard | In A Different Climate

A bunch of quacks’, zo typeert Captain Beefheart de renegaten die in 1974 zijn Magic Band de rug toekeren. Zoot Horn Rollo, Rockette Morton en Ed Marimba nemen hen door de Captain gegeven identiteiten terug, adopteren hun eigen naam en richten een band op: Mallard. Mallard bestaat aanvankelijk uit Bill Harkleroad (gitaar, ex-Zoot Horn Rollo), Mark Boston (bas, ex-Rockette Morton), Art Tripp III (drums, ex-Ed Marimba) en zanger John ‘Drumbo’ French. Maar als French door de kapitein teruggeroepen wordt naar The Magic Band, moet Mallard op zoek naar een nieuwe zanger. Op voorspraak van Winged Eel Fingerling – Elliot Ingber, ex-Magic Band en voorman van The Fraternity Of Men – pikt Mallard in het Las Vegas-circuit de veel oudere Sam Galpin op, een zanger-entertainer die over een rauw Joe Cocker-achtig stemgeluid beschikt. 
Mallard – gefinancierd door Jethro Tull-voorman Ian Anderson – reist af naar Engeland om daar voor Richard Bransons Virgin-label hun eerste album op te nemen. Het debuut Mallard (1975) is een soort springerige countryrock; een Beefheartesk avontuur op de prairie. Maar op de opvolger van een jaar later, In A Different Climate, klinkt er een andere Mallard. De plaats van Art Tripp is ingenomen door George Dragotta en toegevoegd is toetsenist John Thomas. De laatste is met zijn jazzrock-invalshoek een bepalende factor in het gewijzigde Mallard-geluid, evenals de wat gepolijste productie van Robert John ‘Mutt’ Lange, tot dat moment alleen bekend als producer van City Boy. Met de Manor Mobile – een 24-track mobiele studio – nemen Lange en Mallard in het Clearwater Castle in Wales de acht songs van In A Different Climate op. Heeft opener ‘Green Coyote’ nog een losse, Little Feat-achtige groove, de volgende nummers verkennen het terrein van de soulvolle jazzrock. Mede door de uitstekende zang van Galpin worden de albumhoogtepunten gevormd door soepele songs als ‘Your Face On Someone Else’, ‘Harvest’ – met Clovers John McFee op pedal steel – en ‘Mama Squeeze’, met geweldig spel van Thomas op Clavinet en mini-moog. Deze trits is fraai in lijn met de overige tracks: ‘Old Man Gray’, een countryblues waarin Bostons dobro central staat; de funky honkytonk van ‘Texas Weather’; het stuwende, jazzy ‘Big Foot’; en ‘Heartstrings’, een lange instrumental met een ondertoon van jazzrock, een lichte witte funk-toets en fantastisch gitaarspel van Harkleroad. Maar het haalt allemaal niet veel uit: de lp wordt nogal lauw ontvangen, al leidt het in 1977 nog wel tot een optreden in het fameuze Rockpalast. Daarbij: de punkgeneratie staat in de coulissen te wachten, waardoor er in Engeland geen plaats meer lijkt te zijn voor een clubje uit Amerika geëxpatrieerde muzikanten van de oude school. 
Al zou A Bunch Of Quacks wel een goede naam zijn geweest voor een punkband.

Green Coyote / Your Face On Someone Else / Harvest / Mama Squeeze / Heartstrings / Old Man Grey / Texas Weather / Big Foot


vrijdag 9 mei 2014

Traffic Sound | Traffic Sound

Ondanks de militaire dictatuur in Peru kent Lima eind jaren zestig een levendige jongerencultuur. Een van de groepen die muzikale vrijheid en experimenteerdrift uitdraagt is Traffic Sound. Het eerste album uit 1969 kent nogal wat covers, maar de tweede plaat van een jaar later bestaat geheel uit eigen materiaal. Datzelfde jaar nog, 1970, verschijnt het beste album van de band, het zelfgetitelde Traffic Sound, ook wel eens abusievelijk Tibet's Suzettes genoemd. 'Tibet's Suzettes' is echter het openingsnummer dat avontuurlijk de toon zet van de zes bandcomposities. Avontuurlijk, want psychedelisch en progressive tegelijk en voorzien van een lichte latin-groove, is het een ijzersterke plaat met fuzzgitaren, dwarsfluit, saxofoon en bovenal prachtige melodieën. 'Those Days Have Gone', met zijn vloeiende gitaarlijnen en dwarrelende dwarsfluit, de garagepopsong 'Yesterday's Game' en het psychedelische 'America' vervolmaken een schitterend album dat niet hoeft onder te doen voor de betere Westcoast-muziek, de beste Traffic-plaat of Etcetera van het bevriende Laghonia. Na nog een album zal Traffic Sound versmelten met Laghonia en voor een aantal jaren door het leven gaan als We All Together, dat overigens ook nog eens twee prachtige beatleske platen het licht doet zien. Traffic Sound is echter op zichzelf beschouwd een van de allerbeste albums van de Peruviaanse psychedelische rock.

Tibet's Suzettes / Those days Have Gone / Yesterday's Game / America / What You Need & What You Want / Chicama Way

woensdag 7 mei 2014

Big Country | The Crossing

De Schotse punkband The Skids is in feite een zieltogende bende als gitarist Stuart Adamson ze verlaten heeft. Joy, zonder Adamson, is in 1981 dan ook het treurige testament van The Skids. Adamson heeft zich dan al teruggetrokken in thuishaven Dunfermline een havenstad aan de voet van de Schotse Hooglanden en bezint zich op een nieuwe muzikaal avontuur. Partner in dit nieuwe avontuur is plaatsgenoot Bruce Watson, een gitarist die Adamson nog kent uit de punktijd. In een Londense studio maakt het duo contact met de ritmesectie van On The Air, ooit een voorprogramma van The Skids. Het klikt met Tony Butler (bas) en Mark Brzezicki (drums) en dus heeft Adamson een nieuwe groep: Big Country. Een nieuwe groep met een unieke sound; voortbouwend op de majesteitelijke postpunk van Echo & The Bunnymen, Simple Minds en U2, maar wat het verschil maakt is de fluitende, doedelzak-achtige gitaarsound van de Adamson/Butler-tandem.
'Harvest Home' is de debuutsingle en is een duidelijke verwijzing naar de Keltische roots van Adamson. Fierheid en trots over afkomst en historie van het onverzettelijke Schotland doordesemt de heartlandrock van Big Country, visueel benadrukt door de Schotse ruit-bloezen van het viertal. Big Country is in 1983 na de release van de single 'Fields Of Fire' hot – en nog hotter als op 15 juli 1983 The Crossing verschijnt. De beide singles zijn op het door Steve Lillywhite geproduceerde album terug te vinden, evenals opener, derde single en beginselverklaring 'In A Big Country': In a big country dreams stay with you. Harmonieuze melodieën, gierende doedelzak-gitaren en hoop, geloof en liefde maken van The Crossing, in een perfecte Lillywhite-productie, een spiritueel, klassiek rockalbum. Hoogtepunten zijn de afsluiters van beide plaatkanten, het magische 'The Storm' en het epische, wonderschone 'Porrohman' Belangrijk is ook de kracht van de sleutel-single van het majestueuze album, het onvergankelijke 'Change'. Big Country is klaar voor grote dingen. Dat blijkt al in 1984 als de band, onderdeel van een sterke line-up met John Hiatt, Marillion en The Pretenders, optreedt op Pinkpop. Big Country wordt een grote band en breekt ook door in het beloofde land Amerika.
De tol die Stuart Adamson uiteindelijk betaalt is groot; een combinatie van drugs, stress en depressiviteit leiden op 16 december 2001 tot een eenzame zelfmoord, in een hotelkamer op Hawaii. Oh Lord I never felt so low ('Chance').

In A Big Country / Inwards / Chance / 1000 Stars / The Storm / Harvest Home / Lost Patrol / Close Action / Fields Of Fire / Porrohman


zondag 4 mei 2014

Country Funk | Country Funk

Aanvankelijk kan Country Funk zijn draai niet vinden; de bandleden reizen heen en weer tussen de thuisbasis van de Amerikaanse Oostkust en het beloofde land van de Westkust. Ook is de bezetting weinig stabiel, al zijn de vaste waarden het componistenduo Harold Paris (zang, piano, gitaar) en Adam Taylor (zang, leadgitaar), en dekt de naam maar een deel van de lading, want onvervalste countryrock. Dat blijkt wel uit het enige album dat Country Funk – aangevuld met bas, drums en pedal steel – eind 1969 opneemt in Hollywood, Californië. Het zelfgetitelde Country Funk is een over de hele linie uitstekend album dat landelijke countryrock mengt met Westcoast-harmonieën. Superieur zijn de meerstemmige zang en de vloeiende gitaarsolo's van waarachtig sterke songs als 'Apart Of Me', 'Really My Friend' en 'Want'. Country Funks album lijkt daardoor de missing link tussen Buffalo Springfield en The Eagles. Dat mag zo zijn, succes brengt het de band niet. Het blijft bij dat ene, bijzonder fraaie album.

Apart Of Me / Phoebe (Mourning Pink) / Really My Friend / Not This Time / For Me / Poor Boy / A Way To Settle Down / When I'm Without You / Comin' In / If I Find A Way (Song Of Love) / Another Miss / Want