dinsdag 23 december 2014

Hookfoot | Hookfoot

Vier sessiemuzikanten in dienst bij het pop-geörienteerde Dick James Music-label richten naast hun werkzaamheden in 1968 een groep op: Hookfoot. Leider van Hookfoot is de zeer getalenteerde gitarist Caleb Quaye – als 17-jarige al in de band van Long John Baldry – en verder bestaand uit Ian Duck (zang, gitaar), Dave Glover (bas) en Roger Pope (drums). Als muzikanten spelen ze een belangrijke rol op labelgenoot Elton Johns Tumbleweed Connection (1970) en Madman Across The Water (1971) als ook op het prachtige Kongos (1971) van John Kongos.
Ondertussen werkt Hookfoot in afzondering op het Britse platteland aan hun eigen repertoire, dat landelijk van karakter is en net als veel contemporaine Britse bands beïnvloed wordt door de Amerikaanse Westcoast-muziek. De vier muzikale hippies timmeren op het pastorale platteland een album in elkaar dat, gebaseerd op Quaye's en Ducks composities en teksten, zowel blues, jazz, als rock omvat. Het zelfgetitelde debuut wordt in de DJM-studio in Londen opgenomen en bij de release blijkt de Westcoast-invloed overduidelijk uit ijzersterke covers van Neil Youngs 'Don't Let It Bring You Down' en Stephen Stills' 'Bluebird'. In dezelfde lijn liggen prachtige songs als 'Mystic Lady', met sfeervol orgel- en pianospel en geweldige gitaarsolo's van Quaye, het vanuit akoestische gitaren opgebouwde 'Movies', het mystiek 'Coombe Gallows' en de Steely Dan-achtige afsluiter 'Golden Eagle'
Hookfoot is een prachtig Brits countryrockalbum, vergelijkbaar met Humble Pie's Town And Country (1969) of Mighty Baby's A Jug Of Love (1971), maar blijft helaas net als de drie opvolgers steken in de vergetelheid van de begin jaren zeventig.

Bluebird / Mystic Lady / Movies / Nature Changes / Wim-Wom / Don't Let It Bring You Down / Coombe Gallows / Crazy Fool / Golden Eagle

maandag 15 december 2014

Opal | Happy Nightmare Baby

Ze hebben een liefdesrelatie, maar Kendra Smith speelt bas in The Dream Syndicate, terwijl haar vriend David Roback de leider is van The Rain Parade. Beide groepen spelen een voorname rol in de opkomst van de neo-psychedelische gitaarmuziek in het Los Angeles van de begin jaren tachtig en maken deel uit van de legendarische Paisley Underground. Smith is ontevreden over de ondergeschikte rol die ze moet spelen ten opzichte van Steve Wynn en David Roback zit barstensvol nieuwe muzikale ideeën die hij niet in The Rain Parade kwijt kan. En dus vormen Smith en Roback eind 1983 gezamenlijk een band: Clay Allison.
Op het coveralbum Rainy Day, een samenwerking tussen de sleutelfiguren van The Paisley Underground, had het duo al samengewerkt, maar het eerste echte resultaat van de muzikale relatie is de fenomenale single ‘Fell From The Sun’. Met Gun Club-drummer Terry Graham gaat het duo de studio in maakt talloze opnamen die de groep laten horen als een dromerige folkrockband met psychedelische invloeden. Maar na de afronding ervan weigert Roback de opnamen in de vorm van een album uit te brengen omdat hij vindt dat de band zich ontwikkelt in een andere, meer duister psychedelische richting. In navolging van de single verschijnt er nog wel een 12”; de overige opnamen verschijnen in 1989 onder de titel Early Recordings. Hoewel Kendra Smith ervan gruwt, gaat Clay Allison wel op tournee. Het zullen slechts zes optredens worden, maar het is wel genoeg om een contract te krijgen bij het punkrocklabel SST. David Roback weet Kendra Smith, die eigenlijk genoeg heeft van muziekbizz, over te halen hun bivak op te slaan in de studio en in afzondering te werken aan het debuutalbum. In de periode van een jaar schrijven ze samen een serie songs die in de studio een heavy muzikale lading krijgen. Het sprookjesachtige van de eerdere folky liedjes heeft plaatsgemaakt voor de unheimische zang van Smith, sterk onder invloed van drugs en mystieke ervaringen, de Doors-achtige orgelsound en Robacks heftige, zwaar overstuurde gitaargeluid. De nieuwe drummer Keith Mitchell voegt met zijn ritmische spel, tablas en Oosterse effecten een extra dimensie toe aan het hypnotiserende Opal-geluid.
Happy Nightmare Baby verschijnt in de zomer van 1987 en bevat negen nummers, voornamelijk traag sluipende stukken als ‘Magick Power’, ‘Supernova’, ‘Siamese Trap’ en ‘Soul Giver’. Daarnaast is het betoverende en logge ‘Rocket Machine’ een eerbetoon aan Marc Bolan, ‘She’s A Diamond’ een stroperige psychedelische blues en komt het schitterende Velvet Underground-achtige titelnummer nog het dichtst in de buurt van een popsong, zij het gedrenkt in echo en voorzien van stevige gitaarfeedback. De elektrische boogie van Happy Nightmare Baby is een duistere geestverruimende trip richting het heelal en een duidelijke markering van het einde van The Paisley Underground. Maar ook het einde van Opal is nabij. Omdat ze niet wil toeren verlaat Kendra Smith de band al een paar maanden na de release van het debuut. Smith wordt vervangen door haar vriendin Hope Sandoval, wat David Roback doet besluiten Opal te beëindigen en een nieuwe band op te richten: Mazzy Star.

Rocket Machine / Magick Power / Relevation / A Falling Star / She’s A Diamond / Supernova / Siamese Trap / Happy Nightmare Baby / Soul Giver


dinsdag 9 december 2014

Chuck Prophet | Homemade Blood

Opeens is een geblondeerd schoffie de blikvanger in Green On Red vanwege zijn zinderende en zelfverzekerde gitaarspel. Het is de 22-jarige Chuck Prophet IV die imponeert op Gas Food Lodging (1985). Prophet is een echte Californiër; opgegroeid in een buitenwijk van Los Angeles, standplaats: San Francisco. Hij trekt jaren op met Dan Stuart, getweeën houden ze Green On Red gaande totdat in 1992 de chemie is uitgewerkt: Too Much Fun, de sarcastiche titel van het laatste GOR-album. Ondertussen is Prophet, met partner Stephanie Finch, al een tijdje als solo-artiest actief. Tussen het intensieve toeren door verschijnt er met enige regelmaat een Chuck Prophet-album. In deze serie is Homemade Blood uit 1997 een van de sterkste en meest gedreven albums. Gepokt en gemazeld door een leven on the road is Chuck Prophet in een grootse vorm: cynisch en gruizig is zijn zang, fel en puntig het gitaarspel. Live opgenomen in een studio bij Prophet om de hoek, is Homemade Blood een urgent rock'-n-rollalbum waarop een strakke band te horen is die uitblinkt in gemeen klinkende rootsrocksongs als 'You Been Gone', 'Textbook Case' en 'Inside Track', en met een absolute hoofdrol voor Prophets vlammende Fender. Dat geldt ook voor het broeierige 'Ooh Wee', dat daarnaast ook opvalt vanwege Prophets persoonlijke ontboezemingen: I was nine years old in seventy-three / Strung out on Ritalin and color TV. Naast de felle songs en het vlijmscherpe gitaarspel biedt Homemade Blood evenzeer ruimte aan trage, rootsy liedjes die op gelijke wijze imponeren; 'New Years Day' – met een cameo van Greg Leisz op pedal steel – 'Homemade Blood', 'Whole Lot More', 'Kmart Family Portrait' en de georkestreerde afsluiter 'The Parting Song'. Gedreven, gevarieerd en ronduit grandioos; Homemade Blood is Chuck Prophets beste en een van de fraaiste rootsrockplaten van de jaren negentig.

Credit / You Been Gone / Inside Track / ooh Wee / New Year's Day / Fillmore / Homemade Blood / Whole Lot More / Textbook Case / Kmart Family Portrait / Til You Came Along / The Parting Song



zondag 7 december 2014

Poole | The Late Engagement

Poole past probleemloos in de hausse van powerpopbands in de tweede helft van de jaren negentig: Beatles-koortjes, Big Star-melodieën en gruizige gitaren. Poole komt van de Amerikaanse oostkust; uit de omgeving van Washington D.C. The Late Engagement is het tweede album van Poole, dat nu met een extra gitarist een vijftal is. De gitaren zijn dan ook dominanter en zwaarder aangezet, waardoor Poole's wall of sound het midden houdt tussen tijdgenoten als Sloan en The Posies. Rinkelende en licht overstuurde Rickenbackers overheersen het groepsgeluid, al blijven de koortjes er helder doorheen klinken. The Late Engagement is dan ook een verzameling klassieke powerpop, al is het lichtende hoogtepunt de met Beach Boys-harmonieën opgeluisterde baroquepop van 'La Chanson De La Voiture Du Pompier (Fire Engine Song)'. Poole blijft echter nodeloos een totaal obscure band. Na Amongwhoshine in 1999 valt het doek voor Poole.

Glumb / Like Anybody / La Chanson De La Voiture Du Pompier (Fire Engine Song) / The Only One (I Am) / Sugartime / Venus Passing / The Late Engagement / Sparkler / Modern Way / Junior




zaterdag 29 november 2014

Dancer | Tales Of The River Bank

The Isle Of Wight is in de popcultuur, als de Britse tegenhanger van Woodstock, beroemd geworden vanwege het gelijknamige popfestival. Het eiland heeft in The English Patient-regisseur Anthony Minghella, die in 2008 overleed, zijn beroemdste inwoner. Minghella voerde ook samen met zanger/gitarist Mike Jolliffe in 1971 Isle Of Wights enige rockband aan: Dancer. Gefinancierd door de lokale maffia en per witte Rolls Royce naar de Londense Olympia Studios vervoerd, neemt het vijftal in vier sessies, verdeeld over een maand in de zomer van 1972 een album op met als producer Tony McPhee van The Groundhogs. Tot een release van Dancers debuutplaat komt het echter niet, omdat de bandleden kort na de opnamen ieders hun weegs gaan. Maar liefst 29 jaar later worden deze opnamen onder de titel Tales Of The River Bank voor het eerst uitgebracht door het reissue-label Kissing Spell. Mellotron, Hammond, harmoniezang en breed neergepenseelde composities – en niet te vergeten de incidentele bijtende gitaarsolo – maken van Tales Of The River Bank een landelijke, sfeervolle progressive rockplaat. Welgeteld zeven tracks, waaronder voortreffelijke rural prog-songs als 'America Wood', 'Morning' en 'Fairhill Affair' vormen Dancers – en Oscar-winnaar Minghella's – muzikale erfgoed.

Tales Of The Riverbank / America Wood / Morning / Mac's Cafe / This Change In Me / Fairhill Affair / Mind The Houses



dinsdag 25 november 2014

Aorta | Aorta

Een waanzinnige hutspot aan stijlen, verbonden door een bonkende hartenklop. Dat is het genre-overstijgende, onderschatte psychedelische meesterwerk van Aorta. Het viertal Jim Donlinger (zang, gitaar), Jim Nyeholt (orgel), Bobby Jones (bas) en Billy Herman, afkomstig uit Rockford – what's in a name – Illinois maakt al in het midden van de jaren zestig furore als The Exceptions. Het eind van het decennium dwingt de muzikanten tot een avontuurlijke koerswijziging en een naamsverandering in Aorta, de grote lichaamsslagader. De zeer getalenteerde band raakt onder invloed van de muzikale revolutie en geestverruimende drugs besmet door het psychedelica-virus en experimenteert met stijlen als jazz, soul, garagepunk en onvervalste acidrock. Dankzij het muzikale vakmanschap en de geweldige composities wordt Aorta's avontuurlijke rock geen rommeltje. Dat blijkt wel uit het gelijknamige debuut Aorta, dat de band opneemt in de Great Lakes Recording-studio in Sparta, Michigan. Het grote Columbia-label brengt in 1969 Aorta uit, een waanzinnige plaat, een duizelingwekkende tour de force, maar wel een verrassend coherent geheel. Aorta begint met het kloppen van het hart in 'Main Vein I' – een thema dat in meerdere intermezzo's terugkomt – om dan los te barsten in de machtig fuzzende rocker 'Heart Attack', die op zijn beurt wordt opgevolgd door de barokke strijkers en houtblazers van'What's In My Mind's Eye' Kamerbrede orkestrale kamerpop is er in 'Magic Bed', het heerlijk wegzwevende 'Sprinkle Road To Cork Street' en in de meeslepende uitvoering van Colours' 'Catalyptic'; psychedelische soul in 'ode To Missy Mxyzosptlk' en avant-progrock in 'Strange'; terwijl in 'Sleep Tight' kerkorgel en fuzzgitaren de dienst uitmaken. De orkestrale baroque pop van het voortreffelijke 'Thousand Thoughts' en de opwindende acidrock van Thoughts And Feelings' sluiten een waanzinnig sterk album af, dat gerust tot de sixties-klassiekers mag worden gerekend, ware het niet dat Aorta al bij verschijnen aan het zicht werd onttrokken. Een slappe opvolger in een andere bezetting heeft dan ook alleen maar bijgedragen aan de obscuriteit van de band. Het sixties-meesterwerk Aorta had een beter lot verdiend.

Main Vein I / Heart Atack / What's In My Mind's Eye / Magic Bed / Main Vein II / Sleep Tight / Catalyptic / Main Vein III / Sprinkle Road To Cork Street / Ode To Missy Mxyzosptlk / Strange / A Thousand Thoughts / Thoughts And Feelings / Main Vein IV



dinsdag 18 november 2014

Mark Lanegan Band | Phantom Radio


Hoewel Mark Lanegan door zijn karakteristieke gruizige stemgeluid een altijd uit duizenden herkenbare sound heeft, is zijn solowerk – vanaf The Winding Sheet in 1990 – toch bijzonder gevarieerd van aard. Solo putte Lanegan enerzijds vooral uit de elektrische blues, getuige Field Songs (2001) en de cover-albums I'll Take Care Of You (1990) en Imitations (2013). En anderzijds uit grunge en jaren negentig gitaarrock, zoals bijvoorbeeld Bubblegum (2004). Duister en doomy was Lanegans rock echter altijd. Verrassend en in zekere zin avontuurlijk is op Phantom Radio dan ook Mark Lanegans hang naar de Britse postpunk en doemmuziek van de begin jaren tachtig. Ofschoon Phantom Radio aftrapt met een meeslepende gitaarsong (Harvest Home) die zomaar afkomstig had kunnen zijn van Screaming Trees' zwanenzang Dust (1996), zijn het toch Lanegans jeugdige inspiratiebronnen die op Phantom Radio de boventoon voeren. Lanegan neemt de luisteraar aldus mee op een fascinerende trip naar de post-industriële dreiging van Echo & The Bunnymen, The Cure, The Sound en The Sisters Of Mercy; naar het atmosferische geluid van reverb-gitaren, ijle toetsen en soms mechanische ritmes. Lanegans composities zijn daarbij opvallend sterk; arrangementen en instrumentatie voortreffelijk. Van ingetogen – de met harmonium opgetuigde murderballad Judgement Time – via de pulserende synths van Seventh Day naar majesteitelijke wave-songs als Floor Of The Ocean en The Killing Season, om dan af te sluiten met Death Trip To Tulsa, een schurende, duistere, ja typische Lanegan-song. Mark Lanegan verbindt op Phantom Radio op bevlogen wijze sepia getinte folkblues met atmosferische postpunk, met als resultaat een album dat een schitterende, blinkende parel in Lanegans kroon is.

Harvest Home / Judgement Time / Floor Of The Ocean / The Killing Season / Seventh Day / I Am The Wolf / Torn Red Heart / Waltzing In Blue / The Wild People / Death Trip To Tulsa

Dry Iced / No Bells On Sunday / Sad Lover / Jonas Pap / Smokestack Magic




vrijdag 14 november 2014

The Teardrop Explodes | Kilimanjaro

In 1976 komt Julian Cope naar Liverpool, met maar een doel: 'I want to be famous!' Cope doet daar hard zijn best voor; nestelt zich in de incrowd van Eric's, de hipste club van de stad en heeft met Ian McCulloch en Pete Wylie zijn eerste, embryonale band: The Crucial Tree. Julian Cope is een groot fan van The Doors, Love, Tim Buckley, Scott Walker en obscure Krautrock. Met zijn in de nazomer van '78 opgerichte groep The Teardrop Explodes vermengt hij psychedelica met postpunk, en creëert weirde, warme popmuziek. De eerste single 'Sleeping Gas' op het lokale Zoo-label is gelijk een hit, gevolgd door het springerige 'Bouncing Babies' en het ultra-pakkende 'Treason'. Major Phonogram/Mercury ziet de enorme potentie van Julian Cope als popster, tekent The Teardrops en releaset de vierde single 'When I Dream'. Maar tijdens de opnamen van de debuut-lp raakt Cope flink onder de invloed van LSD, al houdt de band de zinnen bij elkaar op Kilimanjaro, het album waar verwachtingsvol naar werd uitgekeken. Kilimanjaro is een klassieke popplaat met volop rinkelende gitaren, in reverb gedrenkt, een rondzoemend orgeltje en tribale drums. Alle – prachtige – singles zijn bijeengebracht op het album, naar de kroon gestoken door het fenomenale 'The Thief Of Baghdad'. Kilimanjaro wordt in 1980 in Engeland een hit, evenals het meer bespiegelende Wilder van het jaar daarop, maar Julian Cope, die in 1981 nog de schitterende Scott Walker-compilatie Fire Escape In The Sky samenstelt, raakt meer en meer vervreemd van de werkelijkheid. En is in 1984 uiteindelijk een LSD-slachtoffer dat zichzelf opblaast en zich vervolgens als een kluizenaar terugtrekt op het platteland. Het is het einde van de popster Julian Cope, al komt hij sterk terug als de muzikale druïde van het Stonehenge-tijdperk, met in zijn bagage fraaie, geflipte en ook onbeluisterbare albums.

Ha Ha I'm Drowning / Sleeping Gas / Treason / Second Head / Poppies In The Field / Went Crazy / Poppies In The Field / Went Crazy / Brave Boys Keep Their Promises / Books / The Thief Of Baghdad / When I Dream



dinsdag 11 november 2014

Jeff Beck Group | Jeff Beck Group

Bekend mag worden verondersteld dat Jeff Beck geen bepalende frontman is; niet gekarakteriseerd wordt door een onderscheidende zangstem. Nee, Jeff Beck moet het louter hebben van zijn fenomenale, revolutionaire gitaarspel. In zijn langlopende carrière is hij daarom qua populariteit beperkt door de zangers die zijn muziek begeleidden. Geoffrey Arnold Beck trad in 1965 toe tot The Yardbirds, werd er vervolgens in 1966 alweer uitgeschopt en scoorde daarop solohits met 'Beck's Bolero', 'Hi Ho Silver Lining' en 'Tallyman'. The Jeff Beck Group – met daarin muzikanten als Rod Stewart, Ron Wood en Nicky Hopkins – produceerde een serie experimentele en uitstekende albums: Truth (1968), Beck-Ola (1969), Rough And Ready (1971) en in 1972 Jeff Beck Group. Jeff Beck Group wordt vooraleer gekenmerkt door Becks technisch hoogbegaafde en door jazz en blues beïnvloedde gitaarspel – Beck staat op gelijke hoogte met Hendrix, Clapton en Page – maar anderszins zijn de composities sterk en bovendien bijzonder adequaat ingevuld door drummer Cozy Powell, jazzpianist Max Middleton, bassist Clive Chaman en zanger Bob Tench. Wat het album bijzonder maakt is dat het opgenomen is in de TMI-studio in Memphis, Tennessee met achter de knoppen Steve Cropper. Het verleent Jeff Beck Group een groovy, swingend karakter. Met covers van Bob Dylan ('Tonight I'll Be Staying Here With You'), Ashford en Simpson ('Can't Give Back The Love I Feel For You') en Becks favoriete componist Don Nix ('Going Down') is Jeff Beck Group een Amerikaans album. Het hoogtepunt is echter Becks eigen bluesy, psychedelische instrumental 'Definitely Maybe', een sublieme showcase voor Jeff Becks magistrale, intense, vloeiende spel.
Het Jeff Beck Group-album markeert het einde van een fase, en tegelijk van een nieuw begin; met het powertrio Beck, Bogert & Appice worden grote successen in Amerika behaald. Ook daarna bevestigt Jeff Beck zijn superstatus met klassieke albums als Blow By Blow (1975), Wired (1976) en de samenwerking met de Tsjechische toetsenvirtuoos Jan Hammer. Vanaf de jaren tachtig tot heden – zo'n drie decennia – wordt hij telkenmale gelauwerd en gehuldigd om zijn absolute virtuositeit op de elektrische gitaar; Jeff Beck is een gitaar-icoon.

Ice Cream Cakes / Glad All Over / Tonight I'll Be Staying Here With You / Sugar Cane / Can't Give Back The Love I Feel For You / Going Down / Highways / Definitely Maybe



woensdag 5 november 2014

The Wizards From Kansas | The Wizards From Kansas

Inderdaad, The Wizard From Kansas komen uit Kansas. Aanvankelijk heet het psychedelische vijftal Pig Newton And The Wizards From Kansas, maar op aandringen van platenlabel Mercury wordt de bandnaam ingekort. De band heeft dan, in de zomer van 1969, succesvol getoerd langs de oostkust en opgetreden in de Fillmore East, waarna de platenlabels op de stoep staan bij de tovenaars uit Kansas. Een jaar later vinden in San Francisco de opnamen plaats van The Wizard From Kansas, dat ondanks de herkomst van de bandleden een typisch product is van de San Francisco-sound: acidrock dus, met kenmerkende uitgesponnen, lyrische gitaarpartijen à la Quicksilver Messenger Service, Moby Grape-vocalen en Grateful Dead-hippiesfeer. Naast geweldig sfeervolle vertolkingen van Billy Ed Wheelers ‘High Flying Bird’ en Buffy Sainte-Marie’s ‘Codeine’ zijn de zeven bandoriginelen stuk voor stuk prachtige songs die zich bewegen tussen melodieuze psychedelica en kosmische countryrock. De bitterzoete harmoniezang is een fraai tegenwicht tegen de slangachtige, kronkelende gitaarlijnen, zoals te horen is op superieure songs als ‘Freedom Speech’, ‘Misty Mountainside’ en ‘Country Dawn’ ‘She Rides With Witches’ rondt een uitstekende Westcoastcoast-acidrockplaat af, die gelijk de uitverkoopbakken in gaat omdat The Wizards From Kansas direct na de lp-opnamen uiteen vallen; een combinatie die het album een verdiende cultstatus oplevert.

High Flying Bird / High Mister / 912 ½ Mass / Codeine / Freedom Speech / Flyaway Days / Misty Mountainside / Country Dawn / She Rides With Witches


zondag 2 november 2014

Suzanne Rhatigan | To Hell With Love

Mysterieus is ze, onbevattelijk. Slechts één solo-album maakte ze, en dan ook alweer in 1992. Zwoel is ze, kirrend, maar ook vol venijn – en ondubbelzinnig in haar verdict over de amoureuze kant van het leven: To Hell With Love. Het is de titel van Suzanne Rhatigans debuutplaat. Iers is ze, en achtergrondzangeres was ze op Stock, Aitken and Watermans en Kylie Minogue’s wereldhit ‘I Should Be So Lucky'. Op To Hell With Love klinkt ze echter als een New-Yorkse die ergens in de Lower East Side een vaste hangout heeft; To Hell With Love is dan ook een volbloed New York-plaat, met muzikanten als Robert Quinne (Richard Hell and the Voidoids), Bernie Worrell (Talking Heads) en Matthew Sweet. En meer nog; teleurstelling, onverschilligheid, drank en drugs vormen het louche decor waartegen deze grande dame haar aangrijpende rol speelt. To Hell With Love is een meesterlijk muzikaal dagboek uit onverwachte hoek. Maar als Rhatigans platenlabel failliet gaat, loopt haar net gestarte carrière op de klippen. Het is een triest voorlopig einde, want sindsdien probeert Rhatigan, nu vanuit Londen, nu alweer zo’n 20 jaar haar carrière weer op de rails te krijgen. Wat vooralsnog niet lukt. Suzanne Rhatigan is een mysterie.

To Hell With Love / Open Up / The Further In We Go / Nearly 18 / The Games We Play / Indian Summer / Don’t Talk / Shelter Me / All You Ever Need / Daddy / Learning To Cry / The Spinner Of Years




vrijdag 31 oktober 2014

David Werner | Whizz Kid

David Werner is nog maar zeventien jaar als hij plots uit het niets opduikt met zijn debuutalbum Whizz Kid, een album dat ook nog eens verschijnt bij het grote RCA. Gemodelleerd naar de hotste glamrock-acts David Bowie en T. Rex, flirt ook Werner overduidelijk met een androgyn imago. Een blik op de hoes van Whizz Kid is voldoende: oogschaduw, lippenstift en decimetershoge blokhakken. David Werner is de New Yorkse tegenpool van de Britse nichtenrock, al moet hij in de schaduw blijven van de megalomane Jobriath. De muziek van Werner is dan ook beduidend aardser dan die van Jobriath; is meer heavy rock. Maar de flirt met glam en de neiging naar decadentie geven de muziek van Werner een beslist interessante twist. Opgenomen in de New Yorkse RCA-studio is Whizz Kid ook nog eens een productie van David Werner zelf, in samenwerking met Bruce Somerfeld. Naast zanger met een melodieuze stem, speelt Werner zelf alleen akoestische gitaar, maar heeft met bassist Gary Link, drummer Tom Glaister, gitarist Max Kendrick en gitarist en pianist Mark Doyle een uitstekende begeleidingsband. Vooral de laatste is met zijn evocatieve pianospel, gitaarsolo's en strijkersarrangementen Werners concertmeester, wat een proeve van bekwaamheid oplevert in het barokke, dramatische 'The Ballad Of Trixie Silver'; een glam-epos. In gedreven rockers als 'One Man Wild Guitar' en 'Love Is Tragic' komen stevige proto-punkgitaren langs die een vergelijking met stadgenoten New York Dolls rechtvaardigen; 'The Death Of Me Yet' is een logge rocksong à la Mott The Hoople; 'Counting The Ways' is zwevend en fraai en de pathetische, maar aangrijpende pianoballades 'It's A Little Bit Sad' en 'A Sleepless Night' brengen Whizz Kid subtiel in balans. De jonge Werner ontkomt niet aan beschuldiging van epigonisme, maar hij geeft wel blijk van een eigenwijze visie die potente gitaarrocksongs paart aan gevoelige ballads en aldus zich eigen niche creëert in het grote glamrock-bouwwerk. David Werner laat Whizz Kid in 1975 volgen door Imagination Quota en in 1979 door het zelfgetitelde David Werner. Dan keert hij zich volledig af van actieve muziekcarrière en wordt een niet onsuccesvolle producer, al blijft Whizz Kid welbeschouwd zijn grootste prestatie.

One More Wild Guitar / Whizz Kid / The Lady In Waiting / The Ballad Of Trixie Silver / It's A Little Bit Sad / Love Is Tragic / Plan 9 / Counting The Ways / The Death Of Me Yet / A Sleepless Night 

maandag 27 oktober 2014

Grant-Lee Phillips | Virginia Creeper

De Virginia Creeper is een klimplant die in de herfst, wanneer de natuur zijn levenscyclus afsluit, schitterend rood gekleurd is. Grant-Lee Phillips’ derde solo-cd bezit net als zijn naamgever fraaie kaleidoscopische kleuren in een van weemoed doortrokken omgeving, want Phillips is op Virginia Creeper melancholieker en berustender dan ooit. Virginia Creeper is Phillips’ terugkeer naar oude waarden en tradities en valt dan ook het best te typeren als een ouderwetse country-folkplaat. Phillips heeft vanaf het eind van de jaren tachtig respect opgebouwd met zijn bands Shiva Burlesque en Grant Lee Buffalo, dat een commerciële doorbraak nabij was. Ook solo speelde hij zich in de kijker met Ladies’ Love Oracle en Mobilize. Maar waar Mobilize rijkelijk voorzien was van elektronica en drummachines, daar heeft Phillips op Virginia Creeper gekozen voor een traditioneler en organischer klankbeeld, en een royale bezetting met namen als Jon Brion en pedal steelspeler Greg Leisz. Virginia Creeper wordt echter gedomineerd door Phillips’ akoestische gitaar, de dobro, de viool en de zachte tweede stem van zangeres Cindy Wasserman. In dit countryrock-decor maakt Phillips veel indruk met meer dan fraaie liedjes als 'Dirty Secret', 'Josephina Of The Swamps' en de anti-Bushsong 'Calamity Jane'. Maar ook de overige composities, met als bitterzoet hoogtepunt 'Far End Of The Night', doen hier in geen geval voor onder. Zij dragen eerder bij aan de serene homogeniteit die Virginia Creeper uitstraalt. Reden waarom deze prachtige songcyclus een rustieke en doorleefde plaat is geworden die in klassieke americanastijl – met als toegift 'Hickory Wind'de mythologie van het Amerikaanse land bezingt. Grant-Lee Phillips verbreedt aldus op indrukwekkende wijze zijn horizon en vindt zijn definitieve vorm: die van klassiek singer-songwriter.
Virginia Creeper is dan ook in 2004 een carrière-hoogtepunt van de geboren Californiër, temeer daar de daarop volgende albums niet dezelfde artistieke kwaliteit bezitten. Een doorbraak ligt in feite verder weg dan ooit; Grant-Lee Phillips' solocarrière hapert, maar hoe dan ook is Virginia Creeper een americana-album om steeds weer naar terug te keren.

Mona Lisa / Waking memory / Lily-A-Passion / Dirty Secret / Always Friends / Calamity Jane / Josephine Of The Swamps / Far End Of The Night / Susanna Little / Wish I Knew / Hickory Wind




woensdag 22 oktober 2014

Fuzzy Duck | Fuzzy Duck

Bijeengebracht in 1970, vormen zanger/gitarist Graham White (ex-Andromeda), organist/pianist Roy Sharland (ex-Crazy World of Arthur Brown), zanger/bassist Mick Hawksworth (ex-Five Day Week Stray People) en Paul Francis (ex-Tucky Buzzard) Fuzzy Duck. Hun manager – die ook manager is van Tom Jones en Engelbert Humperdinck – zorgt voor een deal met Decca-offshoot MAM, met als resultaat dat Fuzzy Duck zijn debuutplaat kan opnemen in de Londense Olympic Studios. Het zelfgetitelde Fuzzy Duck – met een spuuglelijke hoesafbeelding van een cartoon-eend met een afrokapsel – ligt in augustus 1971 in een beperkte oplage in de winkels, maar blijft daar ook liggen. En dat is zonde want Fuzzy Duck is een prachtig album op het snijvlak van progrock, hardrock en acidrock. Sterke songs, een strakke ritmesectie, een rollend, scheurend Hammond-orgel en opwindende gitaarsolo's: 'Mrs. Prout', 'Just Look Around You', 'More Than I Am' en het sterk psychedelische 'Afternoon Out' kunnen zich eenvoudig meten met het werk van Atomic Rooster, Uriah Heep en Deep Purple. Maar het mag niet zo zijn voor Fuzzy Duck: mismanagement verhindert live-optredens en interne strubbelingen leiden al in augustus '71 – nog voor Fuzzy Duck is uitgebracht – tot het vertrek van Graham White. Zonder White produceert Fuzzy Duck nog twee singles, maar aan het eind van 1971, binnen twee jaar na de oprichting, houdt de band op te bestaan. Het residu: één geweldig heavy progrock-album.

Time Will Be Your Doctor / Mrs. Prout / Just Look Around You / Afternoon Out / More Than I Am / Country Boy / In Our Time / A Word From Big D

vrijdag 17 oktober 2014

Greylag | Greylag


Het is een toepasselijk beeld: een vlucht wilde ganzen in een bewolkt zwerk boven herfstige moerassen en bossen. De wilde Amerikaanse natuur treffend verbeeld in de americana van Greylag, een trio uit Portland, Oregon dat zich vernoemde naar de Noordamerikaanse wilde gans. Aanvankelijk een duo bestaande uit Andrew Stonestreet (zang, gitaar) en Daniel Dixon (leadgitaar, bas, toetsen), maar in 2014 uitgebreid met drummer Brady Swan voor meer vlees op de botten. Aldus ontwikkelde Greylag een dynamische sound die op het titelloze debuutalbum nog eens versterkt is door producer Phil Ek. Ek drukt zijn stempel ferm op de sound van Greylag, zodat het trio ingedeeld kan worden in de indie-americana-categorie van succesvolle Ek-producties (Built To Spill, Band Of Horses, The Shins, Fleet Foxes). Stonestreet heeft dan ook die typerende zangstem en ook beschikt de band over de vervormde reverb-gitaren waar Ek patent op heeft. Het levert een uiterst boeiend album op, temeer daar de liedjes van een heel behoorlijk niveau zijn met flinke uitschieters naar boven. Opzwepend en bezwerend is opener 'Another', gevolgd door het dynamische – zacht/hard – 'Yours To Shake', hetwelk in de broeierige gitaarsongs 'Burn On' en 'One Foot' nog eens stevig benadrukt wordt. Het sterke 'Kicking' leunt qua zang op de betreurde stadgenoot Elliott Smith, terwijl anderszins zowel Jeff Buckley als Robert Plant regelmatig voor het geestesoog opdoemen. De laatste in het schitterende 'Black Sky' dat een folky, Led Zeppelin III-sfeer schept. Greylag sluit af met het mooi breekbare – zang, akoestische gitaar – 'Walk The Night'. Per saldo: een geweldige debuutplaat en een welkome toevoeging aan het beste werk van Fleet Foxes en Midlake.

Another / Yours To Shake / Arms Unknown / Mama / Kicking / Burn On / Black Sky / One Foot / Walk The Night

zondag 12 oktober 2014

Dumptruck | For The Country

Op een dag liepen Kirk en ik op straat en toen we een kiepauto zagen zeiden we beiden Hé, dat is een goeie naam voor een band!’ ‘Kiepauto’ betekent ‘Dumptruck’ en aan het woord is Seth Tiven, het meesterbrein van Dumptruck, een Amerikaanse band die in het voetspoor van R.E.M. in de jaren tachtig van de vorige eeuw een bescheiden succes was in het collegecircuit. In 1983 werd Dumptruck in New Haven, Connecticut opgericht door Seth Tiven en Kirk Swan, die elkaar afwisselen als zanger, gitarist en bassist en gezamenlijk Dumptrucks composities schrijven. Met behulp van verschillende drummers – waaronder Mark Mulcahy, die later als singer-songwriter enige bekendheid geniet – neemt Dumptruck zijn eerste elpee voor het alternatieve Big Time-label. D Is For Dumptruck is een zeer matig art-rockalbum, een vage schaduw van Television, inclusief de dubbele gitaarline-up. De opvolger Positively is echter heel erg veel beter; Dumptruck is rijper en volwassener geworden door de vele live-optredens in de kleine clubs aan de oostkust en in het midwesten en heeft inmiddels een vaste ritmesectie. Bovendien past de productie van fameus producer Don Dixon (R.E.M.) heel goed bij het ritmische, doch melancholieke groepsgeluid. Positively is ruim gevuld met tintelende popsongs, waarbij de ingetogen en smaakvolle voordracht overheerst en de muzikale pretentie ondergeschikt gemaakt is aan de subtiele en gloedvolle melodieën. Dumptruck onderneemt vervolgens tournees naar de westkust, naar Canada en zelfs naar Engeland. Tijdens de intensieve live-shows wordt het publiek naast de eigen nummers getrakteerd op covers van ‘I Wanna Be Your Dog’ van The Stooges, ‘You Ain’t Going Nowhere’ van Bob Dylan en Neil Youngs ‘Down By The River’. De groep groeit en groeit en lijkt in op het toppunt van zijn kunnen. Het lijkt een geschikt moment, nu ook Dumptrucks budget is verruimd, om het ijzer te smeden als het heet is.
Tijdens hun Britse tournee is de band in contact gekomen met de Welshe producer Hugh Jones – bekend van postpunk-acts als Echo & The Bunnymen, The Sound en Modern English. Jones huurt de Rockfield Studios in Wales voor de maand mei (1987) af en is in afwachting van SethTiven, Kirk Swan en Dumptrucks drummer en bassist om aan hun nieuwe plaat te werken. Maar als Dumptruck arriveert in Wales blijkt Swan de band verlaten te hebben en is de kern van Dumptruck gehalveerd en ontdaan van een sleutelfiguur. De opnamen lijken tot mislukken gedoemd, maar niets is minder waar. Niet alleen heeft Seth Tiven een serie schitterende composities mee naar Wales genomen, maar eveneens een zanger-gitarist in de persoon van Kevin Salem.
Als For The Country in september 1987 verschijnt, blijkt hoe geïnspireerd Dumptruck in de Rockfield Studios was. Tiven heeft zich niet van zijn doel af laten leiden door het vertrek van Swan; For The Country is een plaat volgestouwd met melancholieke pop, afgezet tegen een decor van moderne countryrock en contemporaine college-rock. Tinkelende en rondcirkelende gitaren en meerstemmige zang, gecombineerd met fraaie melodiewendingen zijn Dumptrucks meest in het oog/oor springende kenmerken en deze leveren op For The Country heel veel sprankelende pop op. Dumptruck heeft met For The Country een klein meesterwerkje afgeleverd, dat in ieder geval tot de beste cd’s van het jaar 1987 mag worden gerekend. Al in de opener ‘Island’ blijkt het compositorische en muzikale vernuft van Seth Tiven; ‘Island’ is een kristallijnen popsong die naar een climax gebracht wordt door zijn lyrische gitaarspel. Verder zijn er talloze fabuleuze poprocknummers over de plaat verspreid die in lichte mineur zijn getoonzet en die daarmee aansluiten bij de tamelijk zwartgallige teksten van Tiven. ’50 Miles’ – 50 miles from nowhere / Help will not arrive – is bitter en weemoedig maar toch opgetuigd met stevige rockgitaren; in ‘Friends’ vraagt de zanger zich af waar vrienden goed voor zijn; en het deprimerende maar indrukwekkende ‘Dead Weight’ biedt een kijkje in Tivens donkere en onzekere ziel. ‘Wire’ is daarentegen een aanstekelijk rocknummer, waarin Dumptruck zijn versie van southern-rock doet en waarop een voorname rol ingeruimd wordt voor B.J. Cole’s pedal steel. Ook het Hammond-spel van sessiemuzikant Tommy Eyre (o.a. Joe Cocker, John Martyn) speelt een opvallende rol en geeft de Dumptruck-sound een warme en organische extra dimensie. ‘Barking Up The Wrong Tree ‘ is diep melancholiek en uiterst fraai, maar legt het af tegen het sleutelnummer van de plaat: het titelnummer ‘For The Country’, een traag en onheilspellend nummer van bijna epische proporties, met als terugkerend thema de hopeloze eenzaamheid die Tiven doeltreffend verwoordt: Drifting on an ocean / Till you die. ‘For The Country’ tilt For The Country simpelweg naar een hoger niveau.
De verkooppresultaten van For The Country zijn bemoedigend en als gevolg daarvan zijn er grote labels geïnteresseerd in Dumptruck. De band staat echter nog onder contract bij Big Time – waardoor het door de major aangeboden miljoen dollars Big Time ten goede komt –, maar dan blijkt dat er in het contract met Big Time een cruciale clausule ontbreekt waardoor Dumptruck contractvrij is. Als Tiven tekent bij de major ziet hij zich geconfronteerd met een miljoenenclaim van Big Time. Het betekent het einde van het veelbelovende Dumptruck; jaren en jaren wordt er in de rechtbank gevochten om wie de rechten op Dumptruck heeft. Pas zeven jaar later verschijnt er een nieuwe plaat van Dumptruck, dan een trio, geleid door een gedesillusioneerde en uitgehuilde Seth Tiven.

Island / 50 Miles / Friends / Carefree / Brush Me Back / Hung Out On A Line / Going Nowhere / For The Country / Dead Weight / Wire / Barking Up The Wrong Tree



dinsdag 7 oktober 2014

Homer | Grown In U.S.A.

Homer, uit San Antionio, Texas, debuteert in 1969 met een cover van een Willy Nelson-song. Een jaar later lijken psychedelische drugs definitief hun werk gedaan te hebben, als Homer op Grown In U.S.A. met een bijzonder curieuze fusie van progrock, countryrock en heavy, dubbelloops gitaren voor de dag komt. Grown In U.S.A. stuitert op een prettige manier alle kanten op en wel zodanig dat iedere genre-song op zichzelf staat en overtuigt. Melodieus voortdenderende hardrock in 'Survivor', en 'Lonely Woman'; progressive rock in het prachtige 'Circles Of The North'; en pure, meeslepende countryrock in 'Dawson Creek'. Excellente zang, zowel in een hardrockstijl als in de fraaie harmoniezang, geweldige gitaarduellen en prominente inzet van zowel mellotron en pedal steel typeren deze weirde hutspot. Bizar en bedwelmend tegelijk is dan ook 'Taking Me Home' waarin een ijle mellotron duelleert met een jengelende pedal steel. Opmerkelijk, opwindend en ongebruikelijk is dit Grown In U.S.A., en uniek in zijn soort, temeer daar van Homer nadien elk spoor ontbreekt.

Circles In The North / Taking Me Home / Dawson Creek / Survivor / In The Beginning / Love's Coming / Four Days And Nights 'Without You' / Cyrano In The Park / Lonely Woman




vrijdag 26 september 2014

Lucinda Williams | Where The Spirit Meets The Bone



 


Sinds 1998 – sinds Car Wheels On A Gravel Road – is Lucinda Williams de grande dame van de americana. Keer op keer bevestigde zij haar onbetwiste status met een adembenemende serie albums – van Essence (2001) tot Blessed (2011). Maar wie haar live aan het werk gezien heeft moet ook erkennen dat de jaren beginnen te tellen voor Lucinda (geboren 1953). Alleen al om die reden is het uiterst verheugend dat het dubbelalbum Where The Spirit Meets The Bone een gedreven en gepassioneerde Lucinda Williams laat horen, als was het 1998. Williams heeft inmiddels haar eigen platenlabel en is dus volledig in controle over haar eigen – schitterende – muziek. Voor Where The Spirit Meets The Bone beschikte Williams over een keur aan muzikanten, zoals Greg Leisz (pedal steel en productie), Bill Frisell (gitaar), Tony Joe White (gitaar), Ian McLagan (toetsen), Jakob Dylan (zang) en Elvis Costello's vaste ritmesectie. Het resulteert in een rauw en ongepolijst klankbeeld waarin Williams met haar schuurpapieren stem glorieert. Where The Spirit Meets The Bone bevat 20 nummers en bestrijkt het gehele terrein tussen countryrock en countrysoul; rauwe gitaarliedjes wisselen soulvolle ballads af. Ondertussen spat de urgentie van de groeven ( dan wel het bi-carbonaat van de cd) en geeft La Williams blijk van een huizenhoge ambitie en dito intensiteit. In die zin gelijkt Where The Spirit Meets The Bone nog het meest op Lucinda's fameuze live-dubbelaar Live @ The Fillmore (2005). Where The Spirit Meets The Bone is een ware tour de force – 20 gedreven songs met als slotstuk een cover van J.J. Cale's Magnolia – en een definitief bewijs van Lucinda Williams' importantie voor americana en alt.country.

Compassion / Protection / Burning Bridges / East Side Of Town / West Memphis / Cold Day In Hell / Foolishness / Wrong Number / Stand Right By Each Other / It's Gonna Rain / Something Wicked This Way Comes / Big Mess / When I Looked At The World / Walk On / Temporary Nature (Of Any Precious Thing) / Everything But The Truth / This Old Heartache / Stowaway In Your Heart / One More Day / Magnolia 

zondag 21 september 2014

Kansas | Leftoverture

In het midden van de jaren zeventig maken zes boerenzonen uit het Midwesten naam met een onwaarschijnlijke combinatie van symfonische rock en southern rock. Onwaarschijnlijke mag het zijn; de bandnaam is voor de hand liggend en simpel: Kansas. Met veel bravoure laat de band zien dat ingewikkelde op klassieke leest gestoelde passages uitstekend blijken samen te gaan met harde boogierock. Opgericht in Topeka, Kansas in 1970 en opgepikt door Monkees-bedenker Don Kirshner hebben Steve Walsh (zang, toetsen), Kerry Livgren (gitaar, toetsen), Robby Steinhardt (zang, viool), Rich Williams (gitaar), Dave Hope (bas) en Phil Ehart (drums) er in 1975 al drie lp's op zitten. De druk om door te breken neemt echter toe en als de voornaamste songschrijver Steve Walsh onder een writer's block zucht en alle druk op de schouders ligt van de sneeuwwitte gitarist Kerry Livgren. De band worstelt met een gebrek aan nieuwe songs, maar Livgren ontstijgt zichzelf en beleeft een koortsachtige creatieve periode. Vlak voor de opnamen krabbelt Livgren nog een idee voor een nieuw liedje op papier, en een Amerikaanse monsterhit is geboren: 'Carry On Wayward Son'. Het voert een lp aan die Kansas een grootse doorbraak oplevert. Leftoverture – met een op de hoes een in denken verzonken Leonardo Da Vinci – kent een sprankelend heldere productie – van roadie Jeff Glixman – waarin vooral de samenzang van Walsh en Reinhardt en de gitaarduellen van Livgren en Williams eruit springen, met een groots resultaat in 'The Wall', 'What's On My Mind'. 'Opus Insert' en de meer epische, symfonische songs 'Miracles Out Of Nowhere' en 'Cheyenne Anthem'. Walsh is de uitstekende zanger, en zijn en Livgrens spel op moog, clavinet en ARP-synthesizer zijn de extra smaakmakers. Kansas weet echter niet altijd de valkuil van té complexe songs te omzeilen en verliest zich aldus een enkele keer in pompeuze overdaad, zoals in 'Magnum Opus' – al is het intro daarvan werkelijk groots. Leftoverture is zeker grotesk, maar de niet eerder gehoorde symfonische southern-boogie-hybride maakt van het album een millionseller en van Kansas dé rock-cowboys van het Midwesten en heersers van de plattelandssporthal en dorps-arena. Leftoverture gaat drie miljoen keer over de toonbank en wordt opgevolgd door de nog grotere successen Point Of Know Return (1977) en Monolith (1979), waarna de band langzaam begint af te brokkelen.

Carry On Wayward Son / The Wall / What's On My Mind / Miracles Out Of Nowhere / Opus Insert / Questions of My Childhood / Cheyenne Anthem / Magnum Opus



maandag 15 september 2014

Freedom | Nerosubianco

In 1967 gewipt uit Procol Harum, beginnen drummer Bobby Harrison en gitarist Ray Royer een eigen band: Freedom. Het viertal, mede vanwege de zwierige orgelsound van Mike Lease, leunt zwaar op de barokke, uitbundige geluid van Procol Harem. Als Freedom op het platteland zijn sound aan het ontwikkelen is, krijgt hun management het voor elkaar dat de band de soundtrack voor een Italiaanse film mag componeren en opnemen. In de Londense Olympic Studios neemt Freedom met engineers Eddie Kramer en Glyn Johns de soundtrack op van de Dino De Laurentis-productie, de softpornofilm Nerosubianco. Maar het filmproject komt niet tot daadwerkelijke realisatie, wel verschijnt er in 1968 een veelbelovende single van Freedom, maar meningsverschillen tussen de bandleden doet de band al begin 1969 uiteenvallen. Dan blijkt jaren later, en onwetend bij de band, dat de Italiaanse vestiging van Atlantic Records de soundtrack wel op de markt geslingerd heeft. Nerosubianco is een curieus psychedelisch album, bestaande uit dertien afgeronde songs die opgetrokken zijn uit soulvolle zang, een zware Hammond-sound en geestverruimende acid-gitaren. Uit niets blijkt dat Nerosubianco een filmsoundtrack is, daarentegen zijn de op zichzelf staande tracks fraaie staaltjes van song-georiënteerde Britse psychedelica. Nerosubianco is letterlijk een curiosum.

To Be Free / The Better Side / Attraction-Black On White/With You / The Butt Of Deception / The Truth Is Plain To See / Childhood Refelctions / Seeing Is Believing / You Won't Miss / Born Again / Decidedly Man / Relation / We say No / The Game Is Over

woensdag 10 september 2014

Shiloh | Shiloh

The Battle of Shiloh was een van de bloedigste veldslagen uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Op 6 en 7 april van 1862 bevochten 110.000 Amerikaanse soldaten elkaar aan de oevers van de Tennessee, ter hoogte van een houten kerkje; de Shiloh Church. Shiloh is ook de naam van een countryrockband uit het noordoosten van Texas. In 1970 haalt Kenny Rogers de Texanen naar Los Angeles, waar ze met Rogers als producer hun enige lp opnemen. Het zelfgetitelde album is een fascinerende plaat waarop het vijftal countryrock, swampblues en rootsrock combineert tot een broeierige en samenhangend geheel. Shiloh wisselt de zompige rock van 'Simple Little Down Home Rock & Roll Love Song For Rosie' en 'Swamp River Country' af met de puurst denkbare countryrock van 'Same Old Story' en 'I'm Gone'. In beide gevallen excelleert Al Perkins op slidegitaar, respectievelijk pedal steel. Het hoogtepunt van dit enige album van Shiloh is de hartverscheurend fraaie afsluiter 'God Is Where You Find Him'. Maar het is tegen dovemansoren gezegd; eenmaal in L.A. Is de band met daarin gitarist Perkins, toetsenist Jim Ed Norman en de neven Mike en Richard Bowden geen lang leven beschoren. De drummer, zanger en songschrijver vertrekt naar de band van Linda Ronstadt, ontmoet daar de helft van het countryrockduo Longbranch Pennywhistle en richt met hem samen een band op: The Eagles.

Simple Little Down Home Rock & Roll Love Song For Rosie / I'm Gone / Left My Gal In The Mountains / It's About Time / Swamp River Country / Railroad Song / Same Old Story / Du Raison / Down On The Farm / God Is Where You Find Him


dinsdag 2 september 2014

The Moondoggies | Adiós I'm A Ghost


Toegegeven, de bandnaam is nogal ridicuul, maar wat The Moondoggies te bieden hebben vergoedt heel veel. The Moondoggies komen uit Seattle en net als hun stadsgenoten Fleet Foxes bedienen ze zich van meerstemmige zang, maar waar Pecknold c.s. zich op folk baseren, daar richten The Moondoggies zich op countryrock. En dat pakt op hun derde plaat Adiós I'm A Ghost wonderlijk goed uit. Er zijn overduidelijk schaduwen van The Band, Neil Young and Crazy Horse en The Grateful Dead waar te nemen, maar natuurlijk voelen de vijf maanhondjes de tijdgeest heel goed aan: gestapelde vocalen, elektrische piano en reverb-gitaren zorgen voor een hip indie-americana muzikaal decor. The Moondoggies hebben een lekker gruizige sound, terwijl de productie warm en helder is, zodat – met als hard bewijsmateriaal liedjes als 'Annie Turn Out The Lights', 'Midnight Owl', 'A Lot To Give' en het epische 'Don't Ask Why' – Adiós I'm A Ghost even retro-psychedelisch als alt.country is. En ronduit voortreffelijk.

I'm A Ghost / Red Eye / Annie Turn Out The Lights / Midnight Owl / Pride / A Lot To Give / Stop Signs / Start Me Over / One More Chance / Back To The Beginning / Don't Ask Why / Adiós I'm A Ghost

zondag 31 augustus 2014

The Family Tree | Miss Butters

Bob Segarini wil dolgraag in een band, maar de eerste wordt hij uitgezet wegens te lang haar, de tweede vanwege het roken van marihuana. Dus richt hij in 1966, in Stockton, Californië zijn eigen band op: The Family Tree, dat net als Harry Nilsson bij RCA onder contract komt. Heftig beïnvloed door de psychedelica van Sgt. Pepper en de harmonieën van Pet Sounds creëert Segarina zijn eigen droomwereld met Miss Butters. Na een jaar schrijven op zijn kamertje in Stockton – afgewisseld door rondhangen met Nilsson – heeft Segarini, geïnspireerd door diens vroegere kleuterjuf, tekst en muziek gereed. De bandleden zingen zelf de teksten in, maar spelen geen noot. RCA kiest veilig voor de ervaren studiomusici van The Wrecking Crew. Zeer bijzonder zijn de zware orkestrale arrangementen en het vroege gebruik van de moog. Maar de uitgekiende melodieën en de fabuleus gearrangeerde zangharmonieën zijn de ware smaakmakers van dit barokke popalbum. Miss Butters – het enige album van The Family Tree – is een genegeerd hoogtepunt van de psychedelische pop, waarvoor de visionaire Bob Segarini ten volle de credits verdient.

Birthday/Dirgeday / Melancholy Vaudeville Man / Any Other Baby / Sideshow / Mrs. McPheeney (Has Flu In Her Chest And Has Needed A Rest For so Long) / Butters lament / Simple Life / Slippin' Thru My Fingers / Nine To Three / Lesson Book Life / Nickelodeon Music / Miss Butters / The

zondag 24 augustus 2014

Free | Fire And Water

In 1970 is Free naarstig op zoek naar een hitsingle. Gestart vanuit de blues in 1968 en onafgebroken toerend door Engeland en zelfs door Amerika, lijkt het er niet op dat Free het grote publiek zal bereiken. Paul Rodgers (zang), Paul Kossoff (gitaar), Andy Fraser (bas) en Simon Kirke (drums) hebben reeds twee lp’s gemaakt, maar de doorbraak, is hun heilige overtuiging, moet komen van een single; van een catchy en compact liedje. Na een sloom en mislukt optreden komt de dan 17-jarige Fraser met een riff en heeft in 10 minuten de muziek klaar, waarna Rodgers de simpele tekst over de obligate versiertruc van een playboy toevoegt. Een wereldhit is geboren: ‘All Right Now’. Wel wordt het nummer op aanraden van mentor en platenbaas Chris Blackwell drastisch ingekort, want anders is het te lang voor de BBC. Een wereldhit dus; ‘All Right Now’ verblijft ook in de zomer van 1970 in Nederland langdurig in de Top-10. De langere versie van ‘All Right Now’ is terug te vinden op Fire And Water, de lp die Free in 1970 de welverdiende doorbraak bezorgt. De single is niet het enige selling-point op Fire And Water. Free heeft evenals zijn tijdgenoten – Led Zeppelin, Deep Purple – de traditionele bluesstijl losgelaten en experimenteert met soul- en popstructuren en hoog opgeschroefd volume. Free blijft echter een compact en droog spelende band. Paul Rodgers is de fenomenale zanger die studio-effecten verfoeit, de klassiek getrainde Kossoff heeft een vloeiende en ook priemende gitaarstijl en het karakteristieke basspel van Andy Fraser is droog knorrend. ‘Fire And Water’ en ‘Mr. Big’ worden klassiekers op het live-repertoire van Free, maar de schoonheid zit hem in de epische en subtiele hardrocksongs als ‘Oh I Wept’,‘Heavy Load’ en in uitbundige mate in ‘Don’t Say You Love Me’. Fire And Water wordt in navolging van ‘All Right Now’ met lof overladen, Free wordt een goedbetaalde live-act en speelt samen met Jimi Hendrix, The Who en The Doors op voor 200.000 mensen op het Isle Of Wight-festival. The sky is the limit, voor een aantal jaren althans.

Fire And Water / Oh I Wept / Remember / Heavy Load / Mr. Big / Don’t Say You Love Me / All Right Now



vrijdag 22 augustus 2014

Blues Pills | Blues Pills



Blues Pills is een heel jonge band die oude muziek maakt. Blues Pills, de naam verraadt het al, is een bluesrockband zoals er begin jaren zeventig tientallen waren. Zoals Free, Humble Pie en Led Zeppelin. Blues Pills is ook zo'n band: een straffe ritmesectie, dominante zang en een briljante gitarist. Twee Amerikanen, een Zweedse zangeres (Elin Larsson) en een Frans snarenwonder van krap 18 jaar (Dorian Sorriaux). De beide laatsten stelen de show op het titelloze debuut dat ook nog eens lekker vintage seventies werd geproduceerd door Don Alsterberg, bekend van de stonerrockers van Graveyard. Blues Pills gaat heerlijk tekeer in slepende rockers als 'Jupiter', 'Black Smoke', 'Devil Man' en 'Astralplane' en imponeert in slow blues-songs als 'Black' en de weergaloze afsluiter 'Little Sun'. De lieftallige Larsson heeft net zo'n lekkere rauwe stem als destijds Maggie Bell van Stone The Crows en Elkie Brooks van Vinegar Joe. Het samenspel tussen haar stem en de fabuleuze solo's van Sorriaux maken van Blues Pills' debuut een dampende, opwindende, glorieuze retroklassieke bluesrockplaat.

High Class Woman / Ain't No Change / Jupiter / Black Smoke / River / No Hope Left For Me / Devil Man / Astralplane / Gypsy / Little Sun

dinsdag 19 augustus 2014

Formerly Fat Harry | Formerly Fat Harry


Een onmiskenbaar hippie-collectief; vele bezettingswisselingen en naamswijzigingen leiden in 1969 tot Fat Harry. Fat Harry zijn Westcoast-hippies die in Londen gestrand zijn; althans Bruce Barthol, bassist van Country Joe and The Fish, heeft wat oude vrienden uit San Francisco opgetrommeld en naar Engeland gehaald. De Amerikanen hebben invloeden van The Band en Little Feat meegenomen naar Londen en in 1970 noopt een zoveelste wisseling in de bezetting tot een nieuwe naam: Formerly Fat Harry. En Formerly Fat Harry speelt sfeervolle countryrock – en sluit daarbij feilloos aan bij Brinsley Schwarz en Eggs Over Easy (ook al Amerikaanse expats in Londen). Formerly Fat Harry komt via het management van Pink Floyd onder contract bij het progressieve Harvest-label en brengt in 1971 het titelloze debuutalbum op de Britse markt, waarvoor overigens geen enkele belangstelling is. Jammer, want Formerly Fat Harry is welbeschouwd een schitterend album dat is samengesteld uit wonderschone countryrock-liedjes. Piano, orgel, een incidentele sax, vloeiende gitaarsolo's en ronduit prachtige zang stuwen liedjes als 'My Friend Was A Pusher', 'About My life', 'I Saw The Ringing Of The Bell', 'Tell Me All About It' naar eenzame hoogten. In 1971 afgeschreven als saai en onbetekenend gaat Formerly Fat Harry's album – en de band zelf ook – groots ten onder. Achteraf weten wij beter: een sfeervol, warmbloedig en voortreffelijk klassiek countryrock-album.

Passing The River / My Friend Was A Pusher / About My Life / Please Go Away / I Saw The Ringing Of The Bell / Tell Me All About It / Captain Heart / Goodbye For Good