dinsdag 30 oktober 2012

Burning Tree | Burning Tree


Wellicht is Burning Tree in 1990 een tikkeltje te anachronistisch. Het powerrocktrio uit Los Angeles – bestaande uit Marc Ford (gitaar), Mark Dutton (bas) en Doni Gray (drums) – baseert zich namelijk op de Britse bluesrock van Cream en Taste: in de beginjaren negentig niet hip vanwege de heersende trend van heavy metal-hairbands en de snel opkomende Seattle-grunge. Misschien is Burning Tree om die reden juist wel uniek. Voor Epic Records neemt het trio zijn zelfgetitelde debuut op, dat niet alleen het terrein van de grofmazige bluesrock bestrijkt, maar ook een fijne dosis southern rock en countryrock toevoegt. De zang is bovendien in goede handen van het trio, waarvan ieder voor zich vindt dat hij capabel is als background-vocalist, maar niet als leadzanger... Niet alleen de zang is sterk, ook het powerspel is indrukwekkend – en Marc Fords gitaarspel overweldigend. 'Burning Tree', 'Masquerade' en 'Fly On' zijn aarde verschroeiende bluessongs; 'Wigs, Blues And High Heeled Shoes' en 'Crush' fraaie gitaarpopsongs. 'Mistreated Lover' en 'Baker's Song' zijn bijzonder soulvol – vooral door de Hammond van Booker T – en 'Playing In The Wind' is het meeslepende hoogtepunt van een in feite sensationele debuutplaat. Burning Tree wordt dan ook goed ontvangen en aldus ligt de toekomst open voor het trio – ware het niet dat The Black Crowes fluks gitarist Marc Ford confisqueren. En dan is in 1991 Burning Tree helaas alweer ter ziele.

Burning Tree / Wigs, Blues And High Heeled Shoes / Fly On / Mistreated Lover / Masquerade / Playing In The Wind / Last Laugh / Crush / Same Old Story / Baker's Song / Baby Blue / Turtle

zondag 28 oktober 2012

Barbara Keith | Barbara Keith


The Stone Coyotes is een van de talloze Amerikaanse bands die niets van doen willen hebben met de commerciële intenties van de reguliere platenmaatschappijen. The Stone Coyotes maken hun platen in eigen beheer en hebben volledige zeggenschap over hun eigen artistieke en muzikale pretenties. Het trio debuteerde in 1998 met een mix van heavy rock en stevige punk en heeft sindsdien – tot 2003 althans – vier cd’s gereleased via onafhankelijke labels. Het onwaarschijnlijke trio bestaat uit drummer Doug Tibbles, diens zoon en bassist van de band John Tibbles, en echtgenote, stiefmoeder, zanger, gitarist en rockvrouw Barbara Keith. Barbara Keith is met afstand de meest bijzondere van het stel, want deze rocker van middelbare leeftijd heeft een muzikaal verleden dat aanvangt in de prille jaren zestig, in het New-Yorkse Greenwich Village.
Al op jeugdige leeftijd is Barbara Keith te vinden in de koffieshops van Greenwich Village. Ze treedt daar zelfs op, gewapend met akoestische gitaar en zelfgemaakte composities. In het vervolg daarop formeert ze een folkrockband met John Hall, N.D. Smart II en Ted Spelies. Zij noemen zichzelf Kangaroo. Via MGM Records verwerft de band een platencontract, brengt een tweetal singles uit en laat in 1968 de debuut-lp Kangaroo het licht zien. Zoals zovele bands uit die tijd – en bovendien voorzien van een vrouwelijk gezicht, gelijk Jefferson Airplane, Peanut Butter Conspiracy en The Neighborhood Children – begeeft Kangaroo zich op het terrein van de folkrock, een op dat moment hip idioom dat de geëngageerde songs van de folksingers combineert met een op de teenagers gerichte hitgevoelige popsound. Ook Kangaroo’s gelijknamige debuutplaat is samengesteld uit deze stijlvormen, met als toevoeging een psychedelische gitaarsound en het countrygeluid van de pedal steel-gitaar. Kangaroo is een zeer ondergewaardeerde plaat en inmiddels een prijzig collector’s item. En hoewel de lp in de obscuriteit is verdwenen, toch is deze zeer de moeite waard vanwege de fraaie popliedjes, de psychedelische invloeden en Barbara Keiths stem.
Na het korte avontuur met Kangaroo – en nadat ieder zijns weegs is gegaan; Hall richt softrockband Orleans op; Smart duikt eerst op in Great Speckled Bird en richt later met Leslie West Mountain op – krijgt Barbara Keith een solocontract aangeboden bij Verve. In 1969 verschijnt haar solodebuut, een singer-songwritersplaat, eenvoudig getiteld Barbara Keith. Na het uitblijven van succes krijgt Keith een transfer naar Warner Bros. en een herkansing. Het vertrouwen dat Barbara Keith geniet bij muziekgigant Warner blijkt uit het feit dat ze voor de opnamen voor haar tweede soloplaat de beschikking krijgt over een uitgelezen begeleidingsband.
Keith neemt haar plaat op in Los Angeles – dan haar thuisbasis – met befaamde studiomusici als drummer Jim Keltner, bassist Lee Sklar, toetsenist Craig Doerge en gitarist Danny Kortchmar. De nummers die de club opneemt zijn alle eigen composities van Keith, met uitzondering van een zeer opzwepende versie van Dylans ‘All Along The Watchtower’, per saldo een van de beste covers van deze Dylan-klassieker. Er is in dit nummer bovendien een cameo-appearance van Memphis-legende Spooner Oldham, maar hij is niet de enige. In ‘Detroit Or Buffalo’ – hét klassieke Barbara Keith-nummer, waarin de haar typerende stijlelementen zijn vertegenwoordigd – geven ook de pedal steel van Sneaky Pete en Lowell George’s slidegitaar acte de présence. Barbara Keith etaleert op een onnadrukkelijke manier haar folk- en country-invloeden; de lp is folky maar geen folk; country-esk maar geen country – hetgeen haar onderscheidt van bijvoorbeeld Emmylou Harris. Ook zijn er gospelinvloeden, zoals in ‘A Stone’s Throw Away’ en ‘Free The People’, subtiel geïntegreerd in het totaalgeluid van op de keper beschouwd hypermelodieuze rockmuziek.
In 1972 verschijnt de lp die opnieuw – net als haar debuut – de eenvoudige titel Barbara Keith meekrijgt. De plaat kan gekwalificeerd worden als een klassieke singer-songwritersplaat, die bovendien perfect past in het muzikale tijdsbeeld van de begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Ondanks het hoge niveau van zowel Keiths composities als de bijdragen van de superbe begeleidingsband, levert het haar helaas geen doorbraak op. Hoewel Barbara Keith onder contract blijft van Warner Bros./Reprise en leeft van royale voorschotten, komt het niet tot een derde plaat. Beu van de machinisaties van het grootkapitaal, betaalt Keith netjes de genoten voorschotten terug aan haar label, laat Los Angeles achter zich en vertrekt naar de Oostkust. Het voorteken van deze rigoreuze beslissing was er al, getuige het prachtige ‘Detroit Or Buffalo’. Na de omineuze openingsstrofen People expect you to fall / Hit the same old wall is Keith kristalhelder in haar conclusie: Better pack up and go / Detroit or Buffalo.
Barbara Keith leidt sinds jaar en dag een teruggetrokken leven in Massachusetts. Zesentwintig jaar na Barbara Keith verschijnt haar eerstvolgende plaat: het debuut van punk-rocktrio The Stone Coyotes – een eeuwigheid verwijderd van de naïviteit en de belofte van haar jeugd.

All Along The Watchtower / Rolling Water / The Bramble And The Rose / Burn The Midnight Oil No More / Free The People / Detroit Or Buffalo / The Road I Took To You / Shining All Along / Rainy Nights Are All The Same / A Stone’s Throw Away

zaterdag 27 oktober 2012

The Cheepskates | Run Better Run


Kort en hevig is de jaren tachtig-opleving van de garagerock. En dat is ook het lot van het leeuwendeel van die energieke garagepunkbandjes: een kort bestaan van een paar singles, wat optredens en misschien een lp. Ook The Cheepskates zijn snel weer van het podium verdwenen; opgericht in New York ergens in 1982, is het kwartet, bestaande uit Shane Faubert (zang, orgel), David John Herrera (gitaar), Tony Low (bas) en Van Keith (drums) een paar jaar later alweer in het niets opgelost. In The Cheepskates kent de neo-garagerock een van zijn meest primitieve, simpele, lullige exponenten. Goedkoop ook, dat zich niet alleen uit in de bandnaam, want simpel instrumentarium met bas, drums, elektrische gitaar, Farfissa-orgeltje en eenvoudige, doch zeer opwindende liedjes. In zo'n veertien uur leggen The Cheepskates de muziek van hun debuutplaat vast, een week of wat later gevolgd door de vocalen. Het samengeplakte geheel komt in het voorjaar van 1984 uit op het New Yorkse gragagelabel Midnight Records. Op Run Better Run regeren surfpop, twang en garagepunk; domineren tikkende drums, priegelende gitaarsolootjes, het zeikerige Augie Meyers-orgeltje en onvaste, maar charmante koortjes. Rammelende fuzzpopliedjes als 'Run Better Run', 'Read Your Mind', 'That's When I Say Goodbye' en 'Take It Easy' zijn geniaal in hun catchy simplisme evenals de glimlach opwekkende tranentrekker 'Why Is Love'. Binnen het genre – maar ook daarbuiten – hebben The Cheepskates een unieke sound; weinigen klinken zo schijnbaar amateuristisch, zo lullig in combinatie met superaanstekelijke, vrolijkmakende liedjes als deze New Yorkse garageband.

Run Better Run / Read Your Mind / That's When I Say Goodbye / Gone For Good / Shadow Of Loneliness / Big Bad / You Can't Change / Drive In Movie / Xtra Collestrial / Take It Easy / I'd Give All I Got / Far Far Away / Why Is Love 

vrijdag 26 oktober 2012

Blonde On Blonde | Rebirth


Een jaar na Blonde On Blonde adopteert een groep jongens uit Zuid Wales Dylans albumtitel. Zowel zovele bands uit die tijd staan covers, rhythm & blues en soul op het repertoire, maar als de psychedelica zijn invloed doet gelden – Blonde On Blonde is dan al verkast naar Londen – begeeft de band zich in hemelse sferen. Als in 1969 de jonge David Thomas de nieuwe zanger wordt en de band bij Ember Records tekent, koerst Blonde On Blonde naar de avontuurlijke horizon van de psychedelica, Westcoast-rock en en progressive rock. De tweede langspeler Rebirth verschijnt in 1970 en valt niet alleen op vanwege Thomas' warme, expressieve stemgeluid, maar ook vanwege de avontuurlijke piano-, Hammond- en mellotron-partijen en de gierende gitaar-erupties. Uitgesponnen, atmosferische rocksongs – refererend aan Moby Grape en Spooky Tooth, maar met een progrock-toets – als 'Broken Hours', 'Circles', 'November' en 'Part 1 You'll Never Know Me/Part 2 Release' maken van Rebirth een uitstekend album dat onterecht onopgemerkt blijft.

Castles In The Sky / Broken Hours / Heart Without A Home / Time Is Passing / Circles / November / Colour Questioms / Part 1 You'll Never Know Me/Part 2 Release

zondag 21 oktober 2012

Neal Casal | Fade Away Diamond Time


Een van de onbegrijpelijke dingen des levens is dat de Amerikaanse singer-songwriter Neal Casal zijn platen niet in eigen land uitgebracht krijgt. Alleen Casals debuut, Fade Away Diamond Time, beleefde een major release. Na drie jaar lang gevolgd te zijn door de talentjagers van major BMG tekende Neal een contract en nam in ’95 zijn debuut op. Vlak voor kerstmis van datzelfde jaar kwam tijdens een tournee het onverwachte telefoontje van BMG: het contract werd met onmiddellijke ingang beëindigd. Neal Casal is dan vogelvrij en Free To Go. Wrang genoeg de titel van het sleutelnummer van zijn inmiddels klassieke debuut.
It must have something to do with letting go
You must have something to say to me
You are free to go
De vrijheid om de teugels van een rusteloze geest te laten vieren, de drang om alles achter te laten, lijkt de rode draad te zijn in Neal Casals levensverhaal. Casal wordt geboren in New Jersey in 1968. Groeit op met jaren zeventig FM-rock en de last van een gebroken gezin. Zijn ouders scheiden als Neal drie jaar is. Vanaf dan leidt hij een min of meer zwervend bestaan; hij verhuist zes keer. Weet dan al wat zwerven en rusteloosheid inhoudt; weet dan als geen ander wat verlaten en verlaten worden betekent. Ziehier de kiem van het genie – in de zin van scheppend vernuft – van Casal. Een vruchtbare bodem voor een rusteloze geest. Een fundament voor een muzikantenbestaan.
De release van Casals debuut in 1995 is niets anders dan een mijlpaal in zijn bestaan. Fade Away Diamond Time is een bijna perfect debuut. De plaat nestelt zich gemoedelijk naast Hollywood Town Hall van The Jayhawks, ook zo’n klassieke jaren negentig countryrockplaat. Casals producer is Jim Scott, afkomstig uit de stal van Rick Rubin. Naast Scott spelen Don Heffington, Bob Glaub en John Ginty een belangrijke rol. Fade Away Diamond Time is opgenomen in Californië met een budget van $ 100.000. Dat geld is goed besteed want de plaat klinkt warm, vol en organisch. Er wordt veel gebruikt gemaakt van Hammond-orgel en pedal steel, maar de belangrijkste rol is weggelegd voor de gitaar en de stem van Neal Casal. Casals gitaarspel is lyrisch en puntig; rijk. Zijn stem is hoog en nadrukkelijk, doet denken aan Jackson Browne. Het zijn voornamelijk liefdesliedjes, maar de liefde is niet gemakkelijk voor Neal. Dit uit zich het eerst in Free To Go. Casals liefde is vrij om te gaan, een boodschap welke Casal benadrukt met een loeiende gitaarsolo à la Neil Young. Op zijn debuut kiest Casal voor midtempo ritmes, een gebied waar zijn stem en spel het best gedijt. Onnadrukkelijk maar tevens onontkoombaar. Elementen uit country en rhythm and blues, uit klassieke rock in de trant van Gram Parsons, Creedence Clearwater Revival en The Rolling Stones ten tijde van Sticky Fingers – als Keith Richards kennis gemaakt heeft met GP – zijn verwerkt in de tijdloze composities. Teksten bevatten frases als These days with you have come to pass en Fly away – with no help from above I’ll feel no pain. Neal verlaat en wordt verlaten. Hij lijkt eenzaam en gelaten. Een ware loner, wiens leven zich onderweg afspeelt en in eenzame motels with only love to guide you (Cincinatti Motel). Het briefje aan de deur, de laatste kus, inpakken en wegwezen.
Dat is ook wat er gebeurt op de avond voor Kerst in 1995. Zijn platenlabel laat Neal letterlijk stranden ergens in de Midwest, om precies te zijn in Midway, Pennsylvanië. Hem rest een kapotte auto en een gebroken moraal.
Gelukkig wordt Casal geadopteerd door het Duitse Glitterhouse label, een haven voor gestrande Amerikaanse muzikanten. In de warme schoot hiervan werkt hij aan een indrukwekkend oeuvre en bouwt voort op de grandeur en klasse van Fade Away Diamond Time, een moderne countryrock-klassieker.

Day In The Sun / Maybe California / Free To Go / Leaving Traces / Bird In Hand / These Days With You / Cincinnnati Motel / Feel No Pain / One Last Time / Open Ground / Detroit Or Buffalo / Sunday River

zaterdag 20 oktober 2012

Chris Robinson Brotherhood | Big Moon Ritual


Het stopzetten van The Black Crowes is zonder meer spijtig, maar uit de as ervan rijst nu de volgende incarnatie: The Chris Robinson Brotherhood. Blijkens het eerste album, Big Moon Ritual, tapt het broederschap uit min of meer hetzelfde southern soul-vaatje als The Crowes. Dat komt vooral door het karakteristieke stemgeluid van het vocale fenomeen Chris Robinson. Daarachter zijn niettemin elementaire verschuivingen waar te nemen, wat vooral komt door het ouderwetse toetsen-arsenaal van Adam MacDougall en het sferische gitaarspel van Neal Casal – niet alleen zelf een fantastische singer-songwriter maar ook een dienstbare solo-gitarist. Chris Robinson troonde zijn kompanen mee naar Los Angeles om daar met producer Thom Monahan (Pernice Brothers, Beachwood Sparks, Gary Louris) Big Moon Ritual op te nemen. Deze fantastische plaat combineert de psychedelische rock van The Grateful Dead met de southern rock van The Allman Brothers. Soul, jazz en space-rock zijn voorts de ingrediënten van de uitgesponnen tracks die vooral drijven op sfeer en jams. Chris Robinson leunt dan ook relaxed tegen de sonische geluidsmuur opgetrokken uit spacey synthesizers, groovende elektrische piano's, Hammonds en Casals geweldige Gibson SG. En alsof dat nog niet genoeg is: een paar maanden later krijgt Big Moon Ritual al een vervolg met het even geweldige The Magic Door. Tezamen vormen deze platen een fantastisch dubbelalbum.

Tulsa Yesterday / Rosalee / Star or Stone / Tomorrow Blues / Reflections On A Broken Mirror / Beware, Oh Take Care / One Hundred Days Of Rain

vrijdag 19 oktober 2012

Agents Of Mercy | The Fading Ghosts Of Twilight


Frappant dat de schoonheid, muzikaliteit en het volmaakte symfonische retro-gevoel – dat alles is in volmaakte balans – van The Fading Ghosts Of Twilight toegeschreven moet worden aan louter een hobbyproject. Een hobbyproject dat de Zweedse gitarist en componist Roine Stolt in 2008 start. Stolt is een actieve, creatieve en veelzijdige muzikant die in 1994 de oprichter is van de neo-progband The Flower Kings. Het internationale succes van The Flower Kings is voor Stolt niet voldoende, want de ongedurige gitarist gaat in de loop der jaren diverse dwarsverbanden aan, zoals Transatlantic en Kaipa.
In 2008 heeft Roine Stolt een aantal songs geschreven die noch in het concept passen van The Flower Kings noch in enig ander bestaand project. Aldus vraagt Stolt Unifaun-zanger Nad Sylvan zijn nummers in te zingen. Niet alleen hij stemt toe, ook muzikanten van The Flower Kings, King Crimson, Santana, Karmakanic en Walrus Farm – tezamen de Agents Of Mercy gedoopt – verlenen hun medewerking aan het realiseren van Stolts muzikale fantasieën – die vooral teruggrijpen naar het begin van de jaren zeventig. De diverse muzikale partijen worden ingespeeld op verschillende locaties: in Zweden, Texas, Californië en New York. Stolt maakt er in de Cosmic Lodge-studio in Uppsala, Zweden een samenhangend geheel van dat als het ware een eerbetoon is aan het gouden tijdperk van de progressive rock: de eerste helft van de jaren zeventig. En nog specifieker: aan Genesis ten tijde van The Lamb Lies Down On Broadway (1974). De zang – à la Gabriel –, sfeer en instrumentatie op The Fading Ghosts Of Twilight is overduidelijk Genesis: poëtische momenten worden afgewisseld met mini-moogs, mellotrons en Hackett-gitaarpartijen. The Fading Ghosts Of Twilight is daarbij vooral ingetogen, pastoraal en dromerig.
In twaalf songs en ruim 77 minuten – in feite een dubbelalbum – orkestreert Agents Of Mercy een universum waar muzikale schoonheid wordt verbonden met avontuurlijke, zij het niet originele, symfonica. Al in het sterke openings- en titelnummer is de overeenkomst met Genesis' en diens 'Fly On A Windshield' evident, en dat zal voor de volle duur van het schitterende album zo blijven. In het wonderschone, feërieke 'Heroes & Beacons' is de gloedvolle productie, het excellente spel en de pracht van dit neo-symfo-album in extremis samengebald. The Fading Ghosts Of Twilight mag dan wel uitermate retro zijn, en een pastiche bovendien, het is ook een fascinerende hommage aan de unieke progrock van Genesis en haar tijdgenoten.
Roine Stolt krijgt er geen genoeg van; The Fading Ghosts Of Twilight wordt in 2010 opgevolgd door Dramarama en een jaar later door The Black Forest.

The Fading Ghosts Of Twilight / The Unwanted Brother / Afternoon Skies / Heroes & Bacons / Jesus On The Barricades / Wait For The Sun / A Different Sun / Ready To Fly / People Like Us / A Soldiers Tale / Bomb Inside Her Heart / Mercy & Mercury

donderdag 18 oktober 2012

Bachman-Turner Overdrive | Not Fragile


Het is het geloof in de heer dat Randy Bachman wegdrijft van The Guess Who. De band uit Winnipeg, Canada heeft in 1965 al een monsterhit met Eddie Cochrans 'Shakin' All Over'; in 1970 overtroffen door de klassieker 'American Woman'. Datzelfde jaar verlaat gitarist en componist Randy Bachman tot ieders verrassing The Guess Who, om zich te wijden aan zijn familie en een devoot leven als mormoon. Maar het jaar is nog niet voorbij of Bachman heeft – nog verrassender – alweer de countryrockgroep Brave Belt geformeerd.
Na twee lp's gaat deze band geleidelijk over in Bachman-Turner Overdrive, en wordt hun muziek beduidend steviger. Twee albums en even zovele hits brengen Randy Bachman (zang, gitaar), Fred Turner (zang, bas), Blair Thornton (gitaar) en Rob Bachman (drums) in 1974 naar hun wereldwijde doorbraak: B-b-baby, you ain't seen n-n-nothing yet. 'You Ain't Seen Nothing Yet' is een waanzinnig sterke single die zowel bijzonder melodieus is als aanmerkelijk heavy. In het kielzog daarvan is Not Fragile eveneens een commercieel succes, waar vooral de uitstekende kwaliteit debet aan is. BTO's doorbraakalbum wordt gekenmerkt door volle, ronde bluesy hardrock met evenveel oog en oor voor akoestische als dubbele elektrische gitaren. Uitzonderlijk heavy zijn 'Not Fragile' en 'Sledgehammer', beide gezongen door Fred Turner die niet alleen het postuur heeft van een grizzlybeer, maar ook de de grommende stem. Randy Bachman is de zanger van meesterlijke rocksongs als 'Second Hand' en het fraai naar een climax voerende 'Rock Is My Life, And This Is my Song'. Bachman en Turner houden overigens terecht hun klep op de fenomenale instrumental 'Free Wheelin'', dat een respectvol eerbetoon is aan Duane Allman.
De hoes van Not Fragile symboliseert perfect de zware metalen muzikale inhoud: stuwende drums, logge, zompige bas en schitterende gitaarduellen. Maar hoe fraai op zichzelf beschouwd ook, Not Fragile is vooral een hitalbum door de aanwezigheid van de hitsingles 'You Ain't Seen Nothing Yet'top 3 in december '74 – en de opvolger 'Roll On Down The Highway'. Het promoveert Not Fragile naar de hoogste klasse en verleent het in retrospect bezien de status van Adult Oriented Rock-klassieker.

Not Fragile / Rock Is My Life, And This Is My Song / Roll On Down The Highway / You Ain't Seen Nothing Yet / Free Wheelin' / Sledgehammer / Blue Moanin' / Second Hand / Givin' It All Away

dinsdag 16 oktober 2012

Mark Mulcahy | Smilesunset


In 1984 maakte ik voor het eerst kennis met de stem van Mark Mulcahy. The Backyard Seems So Empty Now, zong de toenmalige zanger van Miracle Legion met bijkans huilende stem. IJzingwekkend mooi. Met Miracle Legion, een band die het in zich had om mee te groeien met tijdgenoten R.E.M., is het niet echt goed gekomen. Anno 2001 lijkt het erop dat Mark Mulcahy zijn finest hour gaat beleven. Na het kale Fathering komt Mulcahy nu voor de dag met het exuberante Smilesunset. Een caleidoscopische plaat waarop een scala aan instrumenten tevoorschijn getoverd wordt. Naast de normale rockbegeleiding is er ruimte gemaakt voor mandolines, klarinetten, cello’s, klokkenspel en zelfs dream pedals. Dit inventief ingezette instrumentarium kleurt meesterlijk bij zowel Mulcahy’s indrukwekkende stem als diens compositorisch talent. Vooral dit laatste heeft geleid tot een afwisselende en zeer boeiende cd. Mulcahy bestrijkt met Smilesunset het complete popspectrum. In 'Until I Say So' klinkt de stem door van Kurt Weill, 'We’re Not In Charleston Anymore' is een op akoestisch gitaargerinkel gebaseerde uptempo-popsong en 'Wake Up Whispering' is een intens melancholieke ballad. En zo valt er over elk nummer wel iets positiefs te melden. Dit is simpelweg superieure popmuziek. Wellicht is er een behoorlijk aantal draaibeurten nodig om door te dringen in de wondere wereld van Mark Mulcahy. Maar dan is het een genot om je mee te laten drijven met Mulcahy’s prachtige liedjes en diens expressieve stemgeluid. Mark Mulcahy’s achtertuin is niet langer leeg. Het is omgetoverd tot een sprookjesbos waarin de luisteraar eindeloos kan ronddwalen.

Micon The Icon / I Just Shot Myself In The Foot Again Alamo In Alabama / The Quiet One / The Way That She Really Is / Until I Say So / We’re Not In Charleston Anymore Wake Up Whispering / The Come On / Resolution #1 / I Hate To Needy Need You / A Cup Of Tea And Your Insights (From Spring Forward

maandag 15 oktober 2012

Lee Clayton | Naked Child


Het laatste nummer van Lee Claytons Naked Child – If I Could Do It (So Can You) – vat de drijfveren van de in Alabama geboren en in Tennessee opgegroeide singer-songwriter uitstekend samen en is te beschouwen als zijn stemverklaring, zijn reason to be.
I was twenty-two, married with a nice executive smile
A briefcase and a job I could not stand
Rusteloosheid en een hang naar avontuur drijven Lee Clayton weg van een normaal gezinsleven. Het is uiteindelijk de schier eindeloze verveling die Clayton dwingt zijn vrouw te verlaten. Hij besluit dat het genoeg is en dat er maar twee dingen zijn die hij echt wil doen: muzikant of straaljagerpiloot. Het wordt het laatste.
I crossed the line in April nineteen sixty-seven
And I left a wife crying in the sunshine
But I have always wanted to fly
At twice the speed of sound and I did
Drie jaar lang is Lee Clayton piloot in dienst van de luchtmacht en maakt honderden vlieguren in Voodoo’s en Starfighters. Als Lee Clayton eind 1969 de Air Force verlaat, heeft hij talloze songs geschreven en gaat hij op weg naar Nashville, zijn volgende droom najagend. Het is een hard leven daar in Nashville, een hard leven voor een beginnende singer-songwriter.
I moved on down to Nashville
Sleeping on the floors
Living like a dog and gettin’ God damned
But I was doing what I do
Clayton leeft drie jaar zonder dak boven zijn hoofd, pikt elke avond een meisje op om de nacht mee door te brengen en als dit mislukt is zijn auto zijn bed. Via een bevriende muzikant krijgt Waylon Jennings Claytons Ladies Love Outlaws in handen en vanaf dat moment keert het tij voor de aan vrouwen, tequila en cocaïne verslingerde Clayton. Claytons gelijknamige debuut-lp verschijnt in 1973, maar doet hoegenaamd niets in Amerika. Teleurgesteld keert Lee Clayton volledig in zichzelf en brengt een jaar door tussen de joshua trees in de Californische woestijn en specialiseert zich in watching sundowns. Na deze introspectieve periode keert Clayton terug naar de bewoonde wereld en wil zijn songs nog een keer op de mensheid loslaten. In Los Angeles komt Clayton in contact met de Ierse gitarist Philip Donelly, die een katalysator zal blijken te zijn in Claytons Capitol-periode. Een uiterst creatieve periode die het drieluik Border Affair (1978), Naked Child (1979) en The Dream Goes On (1981) oplevert.
Met producer Neil Wilburn en Claytons 6-koppige begeleidingsband, onder aanvoering van de sublieme Donelly, en met gastrollen van bassist Klaus Voorman (The Beatles, Lou Reed) en J.J. Cale worden de opnamen voor Naked Child gemaakt in zowel LA als Nashville. Half december ’78 zijn de opnamen bijna voltooid, maar dan krijgt de eigengereide Clayton onenigheid met producer Wilburn en is rechterhand Donelly op familiebezoek in Ierland. In blinde paniek steelt Clayton de tapes uit de studio en smokkelt ze een vliegtuig naar Ierland in. Het vliegtuig vertrekt echter niet vanwege zware sneeuwval, zodat de tapes op Amerikaanse bodem blijven – onder Claytons bed. Na drie maanden getouwtrek met platenmaatschappij Capitol besluit Clayton te capituleren en de tapes in te leveren en aldus Naked Child af te maken.
Naked Child is opgetrokken rond Claytons bespiegelende en zelfreflecterende songs en sublieme countryrock, die meer Texas- en Westcoast-invloeden verraadt dan in het meer traditionele Nashville gebruikelijk is. De epische nummers zijn dan ook getoonzet in een rock-format, waar er vooral een hoofdrol is weggelegd voor het gierende en gillende gitaarspel van Philip Donelly. De composities van Clayton zijn ijzersterk en worden perfect ondersteund door diens onderkoelde en macho voordracht – van de zelfverzekerde ladiesman en ex-fighterpilot waar Clayton zich op voorstaat. Maar het fraaie gitaarspel van Donelly in If I Could Do It (So Can You), 10,000 Years/Sexual Moon en vooral in het klassieke I Ride Alone is werkelijk the top of the bill; het verleent Naked Child een buitengewone status, dat van een topalbum. Lee Claytons idioom is gebaseerd op fatalisme, egoïsme en hedonisme; Claytons personages doen wat ze moeten doen, vertrouwen alleen op zichzelf en zijn zich bewust dat wie wind zaait, storm zal oogsten. En spijt is iets voor zwakkelingen. Van de southern-rock boogie Saturday Night Special tot de epische en bezwerende rocker I Ride Alone en de akelig defaitistische songs I Love You en A Little Cocaine, Naked Child is gevariëerd, spannend en fel realistisch. Clayton zet een wereld neer van verval, liefdeloosheid, drank en drugs. Maar onder al die bravoure en machismo bevindt zich de puurheid van het naakte kind: I am but a naked child composed of pure white light.
Op 17 maart 1981 neemt Clayton een besluit: ‘I decided that I had gone as far as I could go at that point in time, so basically I stopped.’ Eén licht overbodige studioplaat verschijnt er nog in 1994, gevolgd door een dito live-album. Zijn in 1981 genomen besluit maakt Lee Clayton tot een ware cult-hero.

Saturday Night Special / I Ride Alone / 10,000 Years/Sexual Moon / I Love You / Jaded Virgin / A Little Cocaine / If I Can Do It (So Can You)

zondag 14 oktober 2012

The Mutton Birds | Envy Of Angels


Sterk ondergewaardeerde band uit Nieuw Zeeland, met flinke cult-following maar met weinig commercieel succes. Onder leiding van Don McGlashan ontwikkelen The Mutton Birds zich tot een geliefde band in het thuisland, maar op zoek naar grotere bekendheid vestigen The Mutton Birds zich in 1995 in Engeland, waar eerder ook de kiwi-pop van Flying Nun-bands als The Chills, The Clean en Sneaky Feelings enthousiast werd ontvangen. De band is dan al onder contract bij EMI, maar sluit voor Engeland een deal met Virgin en gaat voor het eerst onder leiding van een producer opnemen. Dat gebeurt in de landelijk gelegen Rockfield-studio's, in Wales, met Hugh Jones, bekend om zijn aardse, landelijke producties. Die kwalificaties gelden dan ook voor Envy Of Angels, het derde album van de groep, met daarop in mineur gestemde gitaarpopliedjes die druipen van hemelse melancholie. De jengelende folkrock en de stemmige teksten bieden uitzicht op groene velden, rollende heuvels en onheilszwangere luchten. Op een wonderlijke wijze ademt Envy Of Angels eenzelfde sfeer als Echo & The Bunnymens Heaven Up Here en Dumptrucks For The Country – beide niet toevallig Hugh Jones-producties. Met schitterende pastorale gitaarpopsongs als 'Straight To Your Head', 'Ten Feet Tall' 'Like This Train' en het broeierige titelnummer is Envy Of Angels een ware artistieke triomf, die The Mutton Birds niet zouden evenaren. Internationaal succes blijft uit, de band keert terug naar Nieuw Zeeland en wordt uiteindelijk in 2000 opgeheven

Straight To Your Heart / She's Been Talking / Trouble With You / April / Like This Train / Another Morning / Ten Feet Tall / Come Around / Crooked Mile / While You Sleep / Inside MY Skin / Envy Of Angels

vrijdag 12 oktober 2012

John Fullbright | From The Ground Up


Als je net als Woody Guthrie geboren bent in Okemah, Oklahoma, gitaar speelt en mooie verhalen te vertellen hebt, dan komt er een moment dat het internationale publiek naar je gaat luisteren. Dat moment zou wel eens heel dichtbij kunnen zijn, want John Fullbrights (studio)debuut is simpelweg een superieure singer-songwritersplaat. De eerste die Fullbrights talent ontdekte was de eigenaar van The Blue Bar in Oklahoma City, hetgeen in 2009 leidde tot Live At The Blue Door, een registratie van een solo-optreden. Daarna ging John Fullbrights naam rondzingen. Fullbright zelf stak de loftrompet over mede-Okies als Leon Russell en Jimmy Webb, welke laatste op zijn beurt verklaarde er niet aan te twijfelen dat Fullbright binnen afzienbare tijd zou gaan doorbreken. Doorbreken is beslist geen sinecure, maar aan de kwaliteit van From The Ground Up ligt het niet. Wat als eerste opvalt is het warmbloedige geluid van deze plaat die Fullbright zelf en om de hoek – in Norman, Okla – produceerde en opnam. De stem van de 24-jarige troubadour klinkt ronduit fantastisch en potent, evenals de begeleidingsband met daarin Andrew Hardin (gitaar) en Fats Kaplan (viool en steel). Opener 'Gawd Above' grijpt de luisteraar direct bij de kladden, wellicht vertwijfeld door de godvruchtige thematiek: Six long days, seventh day He rested. Dan vallen drums, elektrische gitaar en orgel in, en maakt het bijbelse plaats voor loeiende countryrock. 'Jericho' is een geweldige countryeske rocksong die herinnert aan Green On Reds Gas Food Lodging. Fullbright is evenzeer vaardig op orgel en piano, getuige fraaie liedjes als 'I Only Pray At Night' en het adembenemende 'Nowhere To Be Found'. Wat echter te midden van al deze fraaie countryrock en countryblues boven alles uit torent is 'Satan And St. Paul', een overrompelend lied waarin piano, elektrische gitaar en John Fullbrights imposante stem de boventoon voeren. From The Ground Up is een ronduit schitterende debuutplaat die, Jimmy Webb indachtig, iedere americana-liefhebber dient te savoureren

Gawd Above / Jericho / I Only Pray At Night / Satan And St. Paul / Nowhere To Be Found / All The Time In The World / Fat Man / Me Wanting You / Moving / Forgotten Flowers / Daydreamer / Song For A Child   

donderdag 11 oktober 2012

Five Day Rain | Five Day Rain


In eigen beheer uitgebracht in een eenmalige serie van vijftien exemplaren: Five Day Rains gelijknamige lp is een bijzonder zeldzaam curiosum. Five Day Rain is bovendien een kort leven beschoren; begin 1969 ontmoeten de kerels van hardrocktrio Iron Prophet Graham Maitland, voormalig toetsenist van Fleur De Lys, en minder dan een jaar later is de band opgegaan in Studd Pump. In de tussentijd heeft het kwartet – Rick Sharpe (zang, gitaar), Graham Maitland (zang, toetsen), Clive Shepherd (bas) en Kim Haworth (drums) – een monsterlijk sterk psychedelisch album opgenomen in de befaamde Londense IBC Studios. Het meest opvallende nummer van Five Day Rain is de geestverruimende instrumental 'Rough Cut Marmalade' die zich over elf minuten uitstrekt. Interessant is ook een cover van Bob Dylans 'Too Much Of Nothing', al zijn het meesterlijke composities als 'Marie's A Woman', 'Don't Be Mislead', 'Good Year' en 'Leave It At That' die warme orgeltonen, vloeiend gitaarwerk en bedwelmende harmoniezang samenbrengen in een mengeling van Britse psychedelica en Westcoast-harmonieën. Kortom, een schitterend album waar echter helaas geen enkel label in geïnteresseerd is. Five Day Rain is daarmee een verloren schat, die onder gunstigere omstandigheden wellicht als meesterwerk betiteld had kunnen worden.

Marie's A Woman / Don't Be Mislead / Good Year / Fallout / Leave It At That / The Reason Why / Sea Song / Rough Cut Diamond / Lay Me Down / Too Much Of Nothing 

dinsdag 9 oktober 2012

The Remains | The Remains


The Remains waren de eerste rock-‘n-rollband in Boston, Massachusetts. Al in 1963 oefenen de studenten Barry Tashian (zang, gitaar), Vern Miller (bas, zang) en Chip Damiani (drums) in de kelder van de universiteit van Boston. Het drietal vermengt blues en rhythm & blues met de Britse sound van The Beatles en The Rolling Stones. In het voorjaar van 1964 spelen ze wekelijks voor 25 dollar en vrij drinken in The Rathskeller. Als Bill Briggs (toetsen, zang) zich later dat jaar bij hen voegt, zijn The Remains geboren. De luide en rauwe optredens in ‘The Rat’ bezorgen The Remains een grote populariteit in Boston, waardoor Epic Records geïnteresseerd raakt. Nog in 1964 staan The Remains al in de Columbia-studio in New York en nemen daar Barry Tashians compositie ‘Why Do I Cry’ op. The Remains – gewend aan compromisloze live-optredens zijn onwennig in de studio en worden vriendelijk verzocht zachter te spelen; de technici weten geen raad met de ruige sound van The Remains. Ontevreden met het geluid gaan The Remains naar Nashville om daar in twee sessies nummers op te nemen voor hun debuut-lp. Van die sessies wordt de Bo Didley/Willy Dixon-cover ‘Diddy Wah Diddy’ de tweede single en een klein hitje. The Remains komen op tv bij de Ed Sullivan Show en verzorgen het voorprogramma van The Beatles op hun tournee door de States. In New York nemen ze nog een aantal nummers op voor hun debuut-lp, die in 1966 verschijnt. Hoewel de tien liedjes afkomstig zijn van vier sessies, vormen ze toch een coherent geheel en maken van The Remains – zeker voor 1966 – een garagepunk-klassieker. Het merendeel van de opwindende songs zijn covers, van uiteenlopende componisten als Billy Vera, Charlie Rich en Bo Didley, The Remains hebben bovendien veel opgestoken van The Yardbirds, zoals te horen is in ‘Heart’; Them in ‘Time Of Day’; en The Kinks in ‘Once Before’. Maar het vuur en enthousiasme van de band, de swingende elektrische piano van Bill Briggs, de stuwende tandem Miller/Damiani en de rauwe stem en het geweldige gitaarspel van Billy Tashian zetten The Remains apart van de rest. The Remains is dan ook een rockklassieker van het eerste uur, niet in de laatste plaats door de superieure garagerocksongs ‘Don’t Look Back’ en ‘Why Do I Cry’. De toekomst ligt dan open voor The Remains open, maar kort na het verschijnen van het debuut gaat de band uit elkaar. Het draagt bij aan de mythevorming dat The Remains een van de beste rock-‘n-rollgroepen ooit waren.

Heart / Lonely Week-end / Don’t Look Back / Why Do I Cry / Diddy Wah Diddy / You Got A Hard Time Coming / Once before / Thank You / Time Of day / Say You’re Sorry  

maandag 8 oktober 2012

Ride | Carnival Of Light


Shoegaze: bleke jonkies in kleurige t-shirts die onder het genot van een pilletje naar hun schoenen staren. Voorafgegaan door de gruisrock van The Jesus & Mary Chain en de stonede pop van The Stone Roses is shoegaze – zwaar leunend op vervormde gitaarmuren – eind jaren tachtig een ferme opleving in de Britse gitaarpop met bands als My Bloody Valentine, Moose en Ride.
Ride, opgericht in Oxfordshire door de zanger/gitaristen Mark Gardener en Andy Bell, komt al snel onder contract bij het hippe Creation-label en brengt met succes drie ep's op de markt, alvorens in 1990 het spraakmakende debuut Nowhere op major Sire verschijnt. Opvolger Going Blank Again (1992) bevestigt Ride's reputatie en ook niet meer dan dat. Het derde album moet weer wat bijzonders worden en herbergt dan ook verrassenderwijs Amerikaanse invloeden. Ride is in '92 op tournee geweest door de Verenigde Staten en heeft in Californië zijn heil gezocht bij producer George Drakoulias (The Black Crowes), maar keert toch terug naar Londen – naar producer John Leckie en de Abbey Road-studio's – voor de opnamen voor het cruciale derde album: Carnival Of Delight. Toch hebben de folkrock-invloeden van Buffalo Springfield en The Byrds hun werk gedaan: 12-snarige rinkelgitaren, zweverige zang en Westcoast-psychedelica springen in en uit het klankbeeld van het fascinerende Carnival Of Light. Verder valt de rollende Hammond op in 'Moonlight Medicine', de elektrische piano in het swingende 'From Time To Time' en de hemelse meerstemmige zang in het adembenemende 'Only Now'. En meer: even Byrdsy als 'Natural Grace' klinkt, zo puur Beatlesk is 'How Does It Feel To Feel?' Gardener en Bell – onzeker over Ride's toekomst – hebben zichzelf niettemin overtroffen in prachtige liedjes die schoegazer-gitaren, zangharmonieën en 18-karaats melodieën combineren. Men draaie: '1000 Miles', 'Birdman', 'Crown Of Creation', 'Magical Spring' of 'I Don't Know Where It Comes From' .
Uitgebracht in 1994 is Carnival Of Light – te midden van alt.klassiekers als dEuS' Worst Case Scenario, Live's Throwing Copper en Pavements Crooked Rain Crooked Rain – een van de meest imposante releases van dat jaar. Onsuccesvol is de plaat echter wel; een gewenste internationale doorbraak zit er helaas niet in. Dat heeft als onvermijdelijk gevolg dat Ride in 1995 uiteenvalt. Carnival Of Light bewijst achteraf – en alleen dan – het ongelijk van Gardener en Bell, want wat is dit Ride-album een fantastische plaat.

Moonlight Medicine / 1000 Miles / From Time To Time / Natural Grace / Only Now / Birdman / Crown Of Creation / How Does It Feel To Feel? / Endless Road / Magical Spring / Rolling Thunder / I Don't Know Where It Comes From

zondag 7 oktober 2012

The Youngbloods | Elephant Mountain


Aanvankelijk een folkduo – Jesse Colin Young en Jerry Corbitt – dat de koffiehuizen afstruint van New York, groeien The Youngbloods in 1966 uit tot een band bestaande uit vier muzikanten. Hun folkrock vertoont overeenkomsten met mede-New Yorkers The Lovin' Spoonful, maar ontevreden over hun ontwikkeling verhuizen The Youngbloods in 1968 naar San Francisco. Daar neemt de band zonder Corbitt maar met producer Charlie Daniels hun derde album op. Deze plaat, Elephant Mountain, wordt het grootste succes van The Youngbloods – en is ook het beste album van de band. Op Elephant Mountain vermengen ze folk, pop, soul en jazz, waardoor het geluid, getuige songs als 'Sunlight' en 'Quicksand' richting Love gaat. Los van die vergelijking is Elephant Mountain een afwisselend folkrockalbum waarop de invloed van San Francisco's acidrock gek genoeg afwezig is. Een uitzondering hierop is het briljante 'Darkness, Darkness' dat met zijn folky melodie en psychedelische gitaarsolo een soort van klassieker is. Dat is het album ook; met Elephant Mountain bereiken The Youngbloods zonder meer hun finest hour.

Darkness, Darkness / Smug / On Sir Francis Drake / Sunlight / Double Sunlight / Beautiful / Turn It Over / Rain Song / Trillium / Quicksand / Black Mountain Breakdown / Sham / Ride The Wind   

zaterdag 6 oktober 2012

The Long Ryders | Native Sons


Los Angeles, november 1981. Sid Griffin is de rechtlijnigheid van Shelly Ganz zat om met The Unclaimed alleen maar pure garagepunk te spelen. Hij stapt eruit omdat hij ook folkrock en country in zijn muziek wil verwerken. Hij formeert The Long Ryders – naar Walter Hills speelfilm maar wel met de Byrdsy ‘y’. Via een advertentie in de The Recycler – ‘Two ex-Unclaimed members want the Byrds, Standells and Seeds to ride again’ – vindt Griffin Stephen McCarthy. Deze brengt, aldus Griffin, een Merle Haggard-invloed in de band. De eerste releases zijn ‘Still Get By’ en ‘And She Rides’, die beide op een verzamelaar verschijnen. De debuut-EP 10-5-60 – een referentie naar ‘CTA 102’ van The Byrds – is legendarisch.
Tom Stevens uit Elkhart, Indiana is de nieuwe bassist die met drummer Greg Sowders een tandem vormt, waarna het kwartet de studio ingaat om het volwaardige debuut op te nemen. Die studio is exact dezelfde als waar The Flying Burrito Brothers in 1969 hun klassieker The Gilded Palace Of Sin opnamen – en ook de producer is dezelfde: Henry Lewy. De hoesfoto van Native Sons overigens, is een regelrechte verwijzing naar de nooit verschenen tweede lp van Buffalo Springfield, Stampede. Maar daar houdt Griffins hang naar de Cosmic American Music niet op. De enige cover op Native Sons is een country & western-lied van Mel Tillis, ‘(Sweet) Mental Revenge’, dat Griffin alleen kent van een tape van een concert van de Burrito’s. En bovenop dit alles wordt het meesterlijke hoogtepunt van Native Sons, ‘Ivory Tower’ door niemand minder dan Gene Clark van achtergrondvocalen voorzien. De plaat bevat verder rockers in de sfeer van The Flamin’ Groovies, zoals ‘Still Get By’, maar ook met stevige twaalfsnarige Rickenbackers opgetuigde rinkelende folkrockers zoals ‘I Had A Dream’ en het bezwerende ‘Too Close To The Light’. Lap steel, autoharp en banjo dragen bij aan het authentieke retro-karakter, waardoor The Long Ryders met Native Sons vaandeldragers worden van een nieuwe generatie rockbands die zich vrijelijk laten beïnvloeden door voorbije tijden. De Paisley Underground wordt de verzamelnaam van deze bands, onder wie The Dream Syndicate, Rain Parade, Green On Red en The Bangles.
Hiervan zijn The Long Ryders de eersten met een major-contract. Maar het brengt ze niet ver; niet in de Verenigde Staten. State Of Our Union is het debuut voor Island en het levert The Long Ryders wat populariteit op in Europa. Maar financieel staat het er niet best voor, ook niet als een tv-commercial voor Miller Beer op een catastrofe uitloopt. In 1987 komt Two Fisted Tales uit, volgens Sid Griffin de beste Long Ryders-plaat, maar kort daarop verlaten Stevens en McCarthy de band, The Long Ryders ten grave dragend. Sid Griffin keert nog terug met The Coal Porters, maakt in 1999 een fraaie cd met Western Electric en ontwikkelt zich tot gram Parsons-expert; hij schrijft een biografie en maakt de DVD Fallen Angel, die in 2006 verschijnt. Sid Griffin is nog steeds gevangene van zijn fascinatie voor Cosmic American Music.

Final Wild Son / Still Get By / Ivory Tower / Run Dusty Run / (Sweet) Mental Revenge / Fair Game / Tell It To The Judge On Sunday / Wreck Of The 809 / Too Close To the Light / Never Got To Meet The Mom / I Had A Dream


donderdag 4 oktober 2012

Daniel Rossen | Silent Hour/Golden Mile


Wat vreselijk jammer dat deze solorelease van Daniel Rossen slechts een 23-minuten klokkende ep is. De muziek is namelijk van een bijzonder grote schoonheid, zodat de gedachte direct postvat dat een volwaardig album een geheide jaarlijstjesplaat is. Enfin, New Yorker Daniel Rossen is niet alleen een bepalende factor in Grizzly Bear, maar vertoont ook zijn niet misselijke kunsten als helft van de Department Of Eagles. Men trekke de lijn langs Grizzly Bear en Deparment Of Eagles door en komt dan uit bij Rossens fenomenale solowerk. Met een klein beetje hulp van onder meer Scott Hirsch (Hiss Golden Messenger) op lap steel en de drummer van Dr. Dog toont Daniel Rossen, met zijn huiverende stem als gids, een werkelijk sprookjesachtig landschap. Strijkers, houtblazers, reverb-gitaar en grand piano schilderen gezamenlijk een uniek vergezicht en maken van deze vijf songs een baroquepop-symfonietta van het hoogste niveau.

Up On Nigh / Silent Song / Return To Form / Saint Nothing / Golden Mile

dinsdag 2 oktober 2012

Da Capo | Da Capo


Vloeiende gitaarsolo's, lekker stonede melodieën en traag trekkende ritmes, Da Capo's zelfgetitelde debuutplaat staat er vol mee. Het is alsof de LA-psychedelica van Love en de countryrock van Neil Youngs Crazy Horse samenvloeien met de acidrock van Moby Grape en Quicksilver Messenger Service. Da Capo is pure Westcoast, alleen komen de makers ervan niet uit Californië, maar uit Zuid-Duitsland. Da Capo wordt in 1969 opgericht in Fürth en vernoemt zich naar Love's tweede lp. Van meet af houden de bandleden – Peter Stanek (zang, gitaar), Peter Treiber (zang, gitaar), Peter Wiesner (zang, bas) en Alfred Urban (drum) – alles in eigen hand; in een platendeal zijn ze nauwelijks geïnteresseerd. In eigen beheer nemen ze in twee dagen zeven originele stukken op, laten van de opnamen 500 lp's persen en brengen deze begin 1972 in omloop op het eigen California-label. Hoewel de band hun debuutplaat aan de straatstenen niet kwijt raakt, en de productie niet bijster professioneel klinkt, is het album toch een sterke acidrock-schijf. De mooie, harmonieuze composities zijn opgetuigd met luie ritmes, fijne riffs en lyrisch gitaarwerk. De dubbele gitaar line-up, die werkelijk knetterende solo's genereert, geeft een enorme boost aan songs als 'Free', 'Future' en 'She's Leaving. Da Capo sluit af met een lange, zinderende instrumentale acid-jam, wat als het slotakkoord van de band beschouwd moet worden. Door het uitblijven van enige erkenning houdt Da Capo begin '74 op te bestaan, al komt die erkenning wel decennia later: een mint exemplaar van het album wordt heden ten dage gewaardeerd op zo'n € 1.000.

Free / Future / Find My Way Home / Young Man / Can Smile / She's Leaving / A Day In The Rest In My Life

maandag 1 oktober 2012

Karen Dalton | In My Own Time


Al in 1961 is Karen Dalton, geboren Karen Cariker in 1937 in Bonham, Texas, de ster in de New Yorkse folkscene. Ravissant, gewapend met akoestische gitaar, banjo en een notitieboek vol Appalachen-traditionals ligt het publiek in Café Wha? ademloos aan haar voeten, onder de indruk van haar intense stemgeluid. Ze klinkt met haar krakerige stem, haperend en vibratoloos, als Billy Holliday die de mountainblues zingt. In 1969 verschijnt het akoestische countryblues-debuut op Capitol Records, maar een succes is het niet, met als gevolg dat Dalton aan lager wal raakt en afwisselend in een trailer in Colorado leeft en een junkie-appartement in de Bronx, New York. Woodstock-organisator Michael Lang weet Dalton in 1970 de Bearsville-studio in te krijgen om met muzikanten als Harvey Brooks (bas), Amos Garrett (gitaar) en Ben Keith (pedal steel) een soort van countryrockalbum op te nemen. In My Own Time is een tweeslachtig album, dat ontsierd wordt door bloedeloze covers van uitgewoonde liedjes als 'When A Man Loves A Woman' en 'How Sweet It Is'. Anderzijds zijn Dino Valenti's 'Something On Your Mind', Richard Manuels 'In A Station' en Paul Butterfields 'In My Own Dream' meeslepende countryrocksongs en is de traditional 'Katie Cruel' – gedragen door Daltons banjo en Bobby Notkoffs spookachtige viool – van een ongenaakbare schoonheid. Karen Daltons verdere leven is min of meer een mysterie. In My Own Time is haar laatste plaat; 22 jaar later overlijdt ze berooid en door HIV-besmet op 55-jarige leeftijd in haar appartement in de Bronx.

Something On Your Mind / When A Man Loves A Woman / In My Own Dream / Katie Cruel / How Sweet It Is / In A Station / Take Me / Same Old Man / One Night Of Love / Are You Leaving For The Country