dinsdag 31 januari 2012

The Black Atlantic | Reverence For Fallen Trees

In een bestendige lijn die loopt via Amerikanen als Bon Iver en Fleet Foxes, en de Britten van Mumford & Sons treffen we aan het Nederlandse uiteinde The Black Atlantic aan. De Groninger band bouwt aan een stevige (inter)nationale reputatie. Niet alleen was de groep rond Geert van der Velde al te zien in De Wereld Draait Door, maar ook internationaal is The Black Atlantic een goed exportproduct, vergelijkbaar met 's-Neerlands top-dj's. Bij The Black Atlantic hebben we het echter over soms beklemmende countryfolk waarin sprookjesachtige vocalen aan- en wegzweven en stiltes worden onderbroken door pianovegen, banjogetokkel, trapdrum en stil akoestisch gitaarspel. Meeslepend en betoverend is dan ook Reverence For Fallen Trees, het eerste album van The Black Atlantic. De plaat kent een verstilde en soms ook claustrofobische sfeer, wat vooral te danken lijkt aan het feit dat de band deze wonderschone plaat eind 2008 opnam in een hut in Saranac Lake in de bossen van upstate New York. Zanger en multi-instrumentalist Geert van der Velde is een lyricus pur sang. Zijn songs zijn aangrijpend, en tegelijk fascinerend ongrijpbaar. Ze doen dan ook een zeer sensitieve geest vermoeden, getuige licht-misantropische, herfstgetinte liederen als Heirloom, Old, Dim Light, Walked-on Wood en Madagascar. Het zijn werkelijk sublieme liedjes waarin golvende harmonieën en gestapelde vocalen zich voortbewegen op repetitieve, maar introspectieve ritmes – Talk Talks neo-modernisme en de machtige koralengezang van Phosphorescents Pride indachtig. Ze monden uiteindelijk uit in tien majesteitelijke songs; tezamen een indrukwekkend debuutalbum vormend. Reverence For Fallen Trees is een liefdevol product, want verkrijgbaar op groen vinyl en gestoken in een gave hoes, in een soort handgemaakte cd-versie met tekstposter en regulier bij bij major V2.
Baiulus / Fragile Meadow / Heirloom / And Ocean And Peril / Old, Dim Light / Walked-on Wood / Dandelion / Madagascar / Reference For Fallen Trees / I Shall Cross This River

maandag 30 januari 2012

Terry Lee Hale | Oh What A World

Terry Lee Hale’s debuutplaat verschijnt in 1993 op nota bene een Duits platenlabel. Hale is dan 40 en heeft er al een heel muzikantenleven opzitten. Een muzikantenleven dat gekenmerkt wordt door rusteloosheid, de nodige ontberingen en een leven on the road. Terry Lee Hale wordt in 1953 geboren in San Antonio en heeft als hij de high-school verlaat 10 woonplaatsen gehad en evenzovele scholen. Rond 1970 reist Hale af naar San Francisco in een poging aldaar een muzikantenbestaan op te bouwen, maar al snel blijkt dat de urbane hectiek hem te veel is en dus reist hij af naar het landelijke Maine. Via een bejaarde songwriter maakt Terry Lee Hale kennis met de folk van Bob Dylan en Woody Guthrie, en de blues van Lightnin’ Hopkins en Reverend Gary Davis. Het heeft tot gevolg dat Hale zijn toekomst ziet als singer-songwriter, met zijn akoestische gitaar als beste vriend en zijn cowboyhoed als goede tweede. Toch dwingt Hale’s wankelmoedigheid hem terug naar de Westkust waar hij plaatsneemt in een country&western-band. Na een jaar alweer vertrekt Hale naar het oosten, settelt in Chicago en werkt als barkeeper in een concertzaal. Daar ontmoet hij zijn toekomstige vrouw, een countryzangers uit Michigan. Samen met haar en haar kinderen trekken ze langs de bluesbars in de Midwest en treden op als country-duo voor $100 per avond. Overdag werkt Hale als timmerman om zijn gezin – uitgebreid met dochter Liza Lee – van onderhoud te voorzien. Maar ook dit houdt de drifter die Terry Lee Hale is niet eeuwig vol; in 1981 vertrekt hij met gitaar en de 4-jarige Liza Lee naar Mexico. Emplooi als entertainer in toeristenhotels vindt Hale niet, wel als kok. Hij krijgt hierdoor wel de gelegenheid de talloze mariachi-orkestjes te observeren, een invloed die onderdeel uit zal maken van Hale’s veelzijdigheid. Zijn drang naar een bestaan als singer-songwriter drijft hem dan terug naar Californië.
Via Los Angeles belandt Terry Lee Hale in januari 1984 in Seattle, 30 jaar oud, een dochter van zeven, een gitaar en een handvol goeie songs. Naast het werken als barman en als kleinschalig boekingsagent richt Hale het garagerock-trio The Ones op. Hale leert in Seattle veel muzikanten uit de scene kennen en als hij weer teruggekeerd is naar het vertrouwde formaat van de eenmansband treedt hij op als voorprogramma van bands als Soundgarden, Screaming Trees en The Walkabouts. Hierdoor raakt Hale bevriend met Walkabouts’ Chris Eckman, en het is hij die een platenlabel weet te interesseren van Terry Lee Hale’s muziek. Midden in de nacht wordt Hale uit bed gebeld door de baas van het Duitse platenlabel Normal, die Hale’s in eigen beheer uitgebrachte cassette in Europa wil uitbrengen. Aldus debuteert Terry Lee Hale op 40-jarige leeftijd met Oh What A World.
Alle muzikale ervaring die Hale in bijna 25 jaar on the road heeft opgedaan is samengebundeld op de superbe collectie doorleefde country-folksongs die Oh What A World is. Van intense en verstilde ballads tot rammelende folky songs, Oh What A World verrast bij voortduring, is tegelijk afwisselend en coherent en is een perfect podium voor Hales doorwrochte kunst. Just Ask Me rammelt op aanstekelijke wijze en klinkt alsof Hale een zwalkend straatorkest aanvoert. Het daarop volgende Beautiful Lie zindert van spanning en melancholie. Deze variatie tussen huppelende folkblues en melancholieke countrysongs houdt de eenvormigheid – het gevaar van man met gitaar – ver op afstand. Het zijn The Walkabouts die voor de spaarzame maar doeltreffende begeleiding zorgen; Carla Torgersons cello geeft het prachtige Random Kiss een broeierige sfeer. Dat doet ook Bruce Wirths viool op The Boys Are Waiting, een song van een berustende vader die over zijn 12-jarige dochter waakt. Who Is He is vervolgens diep in de blues gedrenkt, Call Me Ann wederom een hypnotiserende en tranentrekkende ballad en Digging Up Crud een Mexicaans getinte instrumental. Dit alles leidt naar de apotheose van de titelsong; Oh What A World is vijf minuten samengebalde intensiteit die zijn uitweg vindt in gierende feedback-gitaren en Hale’s erbovenuit torende machtige stem. Hale heeft gecapituleerd en zijn rust gevonden, en omarmt ten slotte het leven: Set them up, I’ll drink them all away. En de jongens blijven bij de jongens en de meisjes bij de meisjes, and the great divide will bind us up / Oh what a world.
Just Ask Me / Beautiful Lie / Where The Weeds Grow / Random Kiss / The Boys Are Waiting / First Getting Over Falling / Who Is He / Call Me Ann / Digging Up Crud / Oh What A World

zondag 29 januari 2012

Bon Iver | Bon Iver




En plotseling is daar Justin Vernon die onder het nom de plume Bon Iver – goede winter – in 2008 op imponerende wijze debuteert met For Emma, Forever Ago. Opgenomen in de afzondering van de winterse bossen in noordelijk Wisconsin in zijn vaders blokhout, is Bon Ivers debuut een monument van ontbering, loutering en beklemmende eenzaamheid. Man met baard en opgelapte gitaar, dat was het beeld van Justin Vernon. Hoe anders is dat als in de zomer van 2011 het zelfgetitelde Bon Iver verschijnt; een kleurrijk, orkestraal meesterstuk. In de periode tussen de twee platen transformeert Vernon zijn one man band tot een uitgebreid orkest met gitaristen, toetsenisten en blazers. De live-optredens zijn rijk geornameteerd en simpelweg indrukwekkend, waarmee de verwachtingen voor Bon Ivers tweede hoog worden opgeschroefd. Bon Iver blijkt niets minder dan een gedaantewisseling – niet alleen qua bezetting maar ook muzikaal, want verstilling, emotie en orkestrale schoonheid gaan een schitterend verbond aan. Gecentreerd rond Justin Vernons fluwelen falsetto ontvouwt zich een fascinerend muzikaal decor, dat ten volle bijdraagt aan de ronduit schitterende songs. 'Perth' is met zijn elektrische gitaren en roffelende drums direct al de toonzetting van wat komen gaat: houtblazers, strijkers, mellotron en pedal steel – bespeeld door de grote Greg Leisz. Dat alles omlijst barokke, in schoonheid gedrenkte liedjes als 'Minnesota, WI', 'Holocene' en 'Towers' en biedt daarbij plaats aan de ijle synthesizer in 'Calgary', de betoverende, repetitieve piano in 'Wash' en de versneld opgenomen elektrische gitaren en de klarinet in 'Beth/Rest'. Bon Iver genereert een werkelijk panoramisch geluidsdecor, dat in combinatie met Vernons melancholische, gelaagde falsetstem van deze tweede Bon Iver-plaat een betoverend meesterwerk maakt.
Perth / Minnesota, WI / Holocene / Towers / Michicant / Hinnom, TX / Wash / Calgary / Lisbon, OH / Beth/Rest

donderdag 26 januari 2012

Modern English | After The Snow

Ten onrechte weggezet als New Romantic, is Modern English eerder een doem-postpunkband in de traditie van Joy Division, en dus op zijn plaats op het 4AD-label. Loodzwaar en pretentieus is Modern English wel, getuige de deprimerende en duistere singles en het debuutalbum Mesh & Lace in 1981. Maar Modern English vindt zichzelf opnieuw uit – en zoekt het licht op. Met producer Hugh Jones, altijd goed voor een klare, pastorale sound, nemen de vijf van Modern English in de Rockfield Studios in Wales hun tweede lp op, After The Snow. Gebleven zijn de wat gezwollen vocalen, de schrapende elektrische gitaar en de zwierige keyboards, maar nu tegen de achtergrond gedrongen ten faveure van sprankelende folkrockliedjes als ''Someone's Calling', 'I Melt With You' en 'Tables Turning', terwijl het schitterend rustieke 'Carry Me Down' vooral opvalt door tinkelende akoestische gitaren en een feërieke dwarsfluit. Een beter album dan After The Snow, uitgebracht in de lente van 1982, zal Modern English niet meer maken.

Someone's Calling / Life In The Gladhouse / Face Of Wood / Dawn Chorus / I Melt With You / After The Snow / Carry Me Down / Tables Turning

Magic Bus | Magic Bus




Het zijn vooral toevallige ontmoetingen die een singer-songwriter, een straatmuzikant, twee schoorsteenvegers en de toetsenist van Oasis in 2010 bij elkaar brengen. In een vochtige kelder in Buckfastleigh, aan de rand van het ruige Dartmoor-gebied, komt in een bestek van een paar maanden een repertoire tot stand van progressive rock en psychedelische folk. De composities van zanger Paul Evans hebben een sterke hang naar de progrock van de jaren zeventig; in het bijzonder naar de Canterbury Scene. Ex-Kula Shaker- en Oasis-toetsenist Jay Darlington brengt zijn Hammond, mellotron en autoharp mee en gezamenlijk – met daarbij nog fluitiste Rowan Day – springen de zes op de Magic Bus.
Het in eigen beheer opgenomen en uitgebrachte zelfgetitelde debuut is pure rural prog. Magic Bus transcendeert namelijk een wereld van eeuwenoude bossen en rollende velden, van tovenaars en mythische sprookjesfiguren – en revitaliseert de muziek van King Crimson, Pink Floyd en Caravan. De prachtige dromerige, landelijke eigen composities blijken nauwelijks verhulde verwijzingen naar de progklassiekers. 'City Of Sand' refereert met zijn Fripp-achtige gitaarwerk aan In The Court Of The Crimson King; het fantastisch zwevende 'Gods Of The Mountain' aan Pink Floyds Atom Heart Mother; en lome, pastorale songs als 'Magic Bus', 'Tucan Pyramid' en 'Back To The Garden' lijken outtakes van Caravans In The Land Of Grey And Pink.
Magic Bus is een met veel liefde gemaakt eerbetoon aan de klassiekers van de progrock, maar is, hoewel tot obscuriteit gedoemd, op zichzelf beschouwd een bijzonder sfeervolle plaat; een knap gemaakte pastiche; en ook: een retroklassiek album van statuur.
City Of Sand / Magic Bus / Gods Of The Mountain / Tucan Pyramid / Holy Road / Milky Way / Back To The Garden

dinsdag 24 januari 2012

Caravan | If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You

Het openingsnummer van If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You is maar koud een minuut onderweg of de eerste scheurende orgelsolo wordt al gelanceerd door David Sinclair. If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You is Britse progrock van het zuiverste water, maar voor alles is Caravans magnum opus een orgelplaat. De zwierige, vloeiende en supersonische Hammond- en orgelsolo’s zijn royaal uitgespreid over deze tweede plaat van dit kwartet dat eind jaren zestig deel uitmaakte van de zogenaamde Canterbury Scene. Rond het midden van de jaren zestig ontstaat er in Canterbury – bekend van het 14e eeuwse The Canterbury Tales – een muzikale scene waarin The Wilde Flowers centraal staan. Uit deze ‘oerband’ ontstaat in eerste instantie The Soft Machine – met Kevin Ayers en Robert Wyatt – en eind ’67 Caravan, met daarin Pye Hastings (gitaar), Richard Coughlan (drums), Richard Sinclair (zang, bas), en daaraan toegevoegd Sinclairs neefje David, op orgel, piano en klavecimbel. Voor Verve Records verschijnt een jaar later het zelfgetitelde debuut, maar de plaat ligt nog maar net in de winkels of de Britse vestiging van Verve wordt opgedoekt en Caravan aan de kant gezet. Via een nieuw management komt Caravan dan terecht bij het fameuze Decca, voor wie het kwartet in september ’69 gaat opnemen in de Londense Tangerine Studios. Ondertussen heeft Caravan een goede reputatie in het live-circuit en staat geprogrammeerd op grote openluchtfestivals – zeer populair in de hippe jaren zestig – waaronder het legendarische festival in het Kralingse Bos.
In een volgende sessie in Tangerine completeert de band haar debuut voor Decca: If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You. De lange titel past in het tijdsbeeld van hippiemuziek en progressive rock; omschrijvingen die Caravan perfect passen. Naast de lange titel biedt Caravan ook – zoals de rigeur in progrock – lange nummers, maar wel nummers die de spanningsboog strak houden. Want hier geen oeverloos gefreak, nee; volop melodieuze rocksongs, mooi gezongen en onderkoeld gespeeld, met bovendien prachtige lyrische passages met daarin de dwarsfluit van Hastings’ broer James. En hoewel gitarist Pye Hastings fraaie gitaarsolo’s loslaat, zoals in het fenomenale ‘And I Wish I Were Stoned/Don’t Worry’, is de hoofdrol toch, ondanks het jazzy drumspel en de fraaie zang, voor toetsenist David Sinclair. Zijn vloeiende en organische spel – vooral op het Hammondorgel – is de doorslaggevende factor die van If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You een progrock-meesterwerk maakt. De pastorale sfeer – terug naar de natuur; naar de eindeloze bossen – voegt een essentiële folky en countryeske dimensie toe. If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You bevat alles wat de Britse folkrock en progrock zo bijzonder maakt.
If I Could Do All Over Again, I’d Do It All Over You / And I Wish I Were Stoned/Don’t Worry / As I Feel I Die / Within An Ear To The Ground/You Can Make It/Marian/Only Cox/Reprise / Hello Hello / Asforteri / Can’t Be Long Now/Francoise/For Richard/Warlock / Limits

zondag 22 januari 2012

Wolf People | Steeple




Wolf People is op een bijzondere manier een retroband, want het kwartet uit de Britse Midlands combineert op het debuut Steeple op voortreffelijke wijze folkrock, psychedelica en progressive rock. De band lijkt zijn oorsprong te hebben in de vroege jaren zeventig, toen tientallen Britse rockbands pastorale folk met heavy gitaren vermengden. Wolf People is dan wel helemaal nu – en feitelijk even hip als bijvoorbeeld Tame Impala – maar de obscure progrock van bands als Atomic Rooster, Beggar's Opera en Czar hangt als een donkere schaduw over de meeslepende gitaarrock. Maar we herkennen meer: de log slepende bluesrock van Cream in Castle Keep; Jethro Tulls dwarsfluit in Tiny Circle en de psychedelische folkrock van Traffic in het schitterende Silbury Sands. De composities zijn zonder uitzondering sterk en dynamisch, terwijl Steeple ondanks de harmonieuze vocalen en de lyrische passages een volbloed gitaaralbum is. Wolf People is met het machtige Steeple de Britse pendant van illustere rockbands als Arbouretum, Howlin' Rain of Dungen. Steeple is modern en ouderwets; Steeple is neo-progrock van bijzonder hoge kwaliteit.
Silbury Sands / Tiny Circle / Painted Cross / Morning Born / Cromlech / One By One From Dorney Reach / Castle Keep / Banks Of Sweet Dundee Pt. 1 / Banks Of Sweet Dundee Pt. 2

zaterdag 21 januari 2012

Rodriguez | Cold Fact

De fansite meldt trots dat Rodriguez de grootste in levende zijnde cultartiest van de wereld is. Niet Alex Chilton, niet Don Van Vliet, niet Roky Erickson en niet The Legendary Stardust Cowboy. Nee, Rodriguez. Het is vermoedelijk nog waar ook, al was het maar omdat de geboren Amerikaan zelden tot nooit in de Verenigde Staten heeft opgetreden.
Hoewel geboren uit Mexicaanse ouders, Sixto Diaz Rodriguez’ wieg staat op Michigan Avenue, Detroit. Sixto – het zesde kind – wordt geboren op 10 juli 1942. Hij groeit op in een arbeidersfamilie en heeft baantjes als stukadoor, dakdekker en pompbediende. Als 25-jarige krijgt Rodriguez een kans om voor een klein labeltje een single op te nemen: ‘I’ll Slip Away’. De single wordt niet alleen een flop, maar wordt ook toegeschreven aan ‘Rod Riguez’. Een aantal later jaren probeert Rodriguez het weer en nu heeft hij Buddah Records achter zich staan en mag hij onder leiding van huisproducers Mike Theodore en multi-sessiegitarist Dennis Coffey voor Buddah-offshoot Sussex aan zijn debuut-lp werken. Sixto Diaz Rodriguez blijkt, eind jaren zestig, een typische singer-songwriter te zijn die zich wapent met subtiel akoestisch gitaarspel en maatschappijkritische teksten. Het leven in de achterstandwijken van Detroit, de hieruit voortvloeiende vervreemding en het vele drugsgebruik zijn de onderwerpen die Rodriguez in zijn teksten aanroert. En daarbij, als kansarm immigrantenkind is hij ervaringsdeskundige bij uitstek. Met de opnamen voor Cold Fact wordt hem niettemin de kans geboden zijn armetierige bestaan te ontstijgen. In minder dan twee maanden nemen Rodriguez en zijn uitgelezen studioband in de Tera-Shirma Studios in natuurlijk Detroit de nummers – alle eigen composities – op voor Cold Fact. Naast de superieure gitarist Dennis Coffey valt het logge en groovende basspel op van Bob Babbitt, bassist bij The Funk Brothers en te horen op tientallen hits van het Tamla Motown-label. Het is dan ook het knorrende basspel van Babbitt dat het psychedelische ‘Only Good For Conversation’ inluidt. Een meesterlijke rocksong op het snijvlak van singer-songwriter, psychedelische soul en hallucinerende sixtiesrock en een hoogtepunt op deze plaat. Het is sowieso die onwaarschijnlijke mix van folky protestzang à la Fred Neil, Motown en psychedelica die Cold Fact tot een heel bijzondere lp maakt. Rodriguez heeft de verloederende binnenstad tot het basisthema van Cold Fact verheven. In ‘Establishment Blues’ gaat Rodriguez het bestuur van de stad te lijf: Garbage ain’t collected, woman ain’t protected / The maffia’s getting bigger, like polluton in the river. Ook in ‘Inner City Blues’ en ‘Hate Street Dialogue’ spuit Rodriguez zijn kritiek – The inner city birthed me / The local pusher nursed me. ‘Gomorrah (A Nursery Rhyme)’ doet sterk denken aan soft-psychedelische folk van Donovan, ‘I Wonder’ is een anti-warsong met nerveus rollend orgel en ‘Like Janis’ is een bitterzoet folkrocknummer met mooi refrein en orkestrale begeleiding. Het topnummer is echter ‘Sugar Man’ – tevens Rodriguez’ bekendste nummer – waarin alle elementen samenvloeien: zwevende orgellijnen, galmende koperblazers en psychedelische effecten. Een single uit duizenden.
Met Cold Fact heeft Rodriguez in een muzikaal dagboek de stad Detroit fraai geportretteerd – net als Lou Reed dat twintig jaar later zou doen met New York. De geëngageerde teksten, het singer-songwritersidioom, het subtiele akoestische gitaarspel van Rodriguez en zeker ook de door wahwah en feedback gestuurde gitaar van Dennis Coffey maken van Cold Fact een uniek jaren zestig-document.
Maar Cold Fact bleek aan nagenoeg niemand besteed, net zo min als de opvolger Coming From Reality. En Rodriguez trok zich terug uit de business, concentreerde zich op de lokale politiek. Tot een onwaarschijnlijke speling van het lot van Cold Fact een megaseller in Australië maakte. Nieuw-Zeeland volgde, evenals Zuid-Afrika. In deze landen gaf Rodriguez in de jaren tachtig stadionconcerten en werd daar een megaster. De oudere Rodriguez is in Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika een muzikale held. In de rest van de wereld – inclusief Amerika – is Sixto Diaz Rodriguez niets meer dan een figuur in de marge; een cultartiest van de allerhoogste orde.
Sugar Man / Only Good For The Conversation / Crucify Your Mind / Establishment Blues / Hate Street Dialogue / Forget It / Inner City Blues / I Wonder / Jane S. Pidy / Gommorah (A Nursery Rhyme) / Rich Folks Hoax / Like Janis

vrijdag 20 januari 2012

Chocolate Genius | Swansongs




Wat mij betreft was Chocolate Genius' Black Music een van de fraaiste singer-songwritersplaten van 1999. Vooral My Mum ontroerde mij tot tranens toe. Bij de volgende platen van het eenmansproject van Marc Anthony Thompson, een afro-amerikaanse muzikant uit Manhattan, New York, raakte ik eerlijk gezegd het spoor volledig bijster. Maar nu, in 2010, is Thompson – na zulke uiteenlopende bezigheden als componist van soundtracks en als begeleider van Bruce Springsteen bij diens Seeger Sessions Tour – helemaal terug met een spannend, bijzonder atmosferisch album. Swansongs raakt aan vele muziekgenres: blues, gospel, soul en country, maar de sfeer is altijd broeierig, intiem en laidback. Het zijn voornamelijk ballads, gestuurd door Wurlitzer-piano, die op het prachtige Swansongs de dienst uitmaken, al duikt af en toe een statische ruis op of een soundscape van ontregelende stemmen. Vergelijkingen met het werk van Sparklehorse, Jim White en Joe Henry dringen zich daarom op. Thompson graaft diep in emotionele, therapeutisch aanvoelende songs, die niet alleen hem troost zullen bieden, maar vooral de luisteraar intens doen genieten. Een geweldig, grensoverschrijdend album, dit Swansongs.
She Smiles / Enough For You / Like A Nurse / Kiss Me / Lump / Polanski / How I Write My Songs / Mr. Wonderful / Sit & Spin / When I Lay You Down / Ready Now

donderdag 19 januari 2012

Random Hold | The View From Here

Manscheinen is een Londens duo dat rond 1976 zonder enig succes experimentele, elektronische muziek maakt met invloeden van Britse artrock en Krautrock. Als het duo wordt aangevuld met muzikanten van vlees en bloed en het nut van melodie en songstructuren tot hen doordringt, vormt zich een echte band: Random Hold. De ervaring en mogelijkheden die bassist Bill MacCormick (Matching Mole, Quiet Sun, Phil Manzanera's 801), zanger Simon Ainsley (Phil Manzanera's 801) en een fysieke drummer meebrengen doet het creatieve talent van oprichters David Rhodes (gitaar) en David Ferguson (keyboards, effecten) ontkiemen. Het wachten is op een geïnteresseerd platenlabel, dat zich na een lovend artikel in de Melody Maker in 1979 aandient in de vorm van het grote Polydor. Random Hold wordt gezien als dé avangardistische new wave-belofte. Ondertussen komt de band onder het management van Peter Gabriels zaakwaarnemer – ook Gabriel ziet Random Hold zitten, maar dan als zijn begeleidingsband – en beslissen Rhodes en Ferguson onder druk dat zanger en drummer uit de band moeten. De nieuwe drummer is Peter Phipps (The Glitter Band), terwijl David Rhodes de leadzang overneemt. De druk neemt toe als de band gemangeld wordt door Polydor, Gabriels management en de strenge, solistische producer Peter Hammill die een dubbel-album aan materiaal met de band heeft opgenomen, maar geen inspraak duldt in het mixproces. De eerste single mislukt, de daaropvolgende ep evenzeer. In februari 1980 komt het debuut The View From Here uit, een enkele lp met daarop acht intense experimentele rocknummers. De muziek is een combinatie van moderne doemrock en art-rock in de sfeer van de vroege Roxy Music en het solowerk van Brian Eno. MacCormicks ronkende, jazzy bas levert een trance-achtige sound op en is een fundament voor Rhodes' kartelige, rafelige gitaar en Fergusons dwarrelende, weirde toetsenflarden – met 'Dolphin Logic' als schitterend voorbeeld. De muziek is vervreemdend, neurotisch en perfect passend in het muzikale tijdsbeeld met tijdgenoten als Magazine en Joy Division. Maar ondanks de lovende recensies in de Britse muziekbladen laat Polydor Random Hold vrij snel na de release van The View From Here vallen als een baksteen. Opnieuw is een grote muzikale belofte in de kiem gesmoord, want Random Hold valt daarop uiteen met slechts het fascinerende, gloedvolle The View From Here op het conto.
What Happened / Dolphin Logic / Silver Spoons, Golden Tongues / Central Reservation / Fear Eats The Soul / Etceteraville / With People (Out Of Love) / The View From Here

maandag 16 januari 2012

Smoke Fairies | Through Low Light And Trees



Het is een wonderlijk verhaal: twee meisjes van het Britse platteland ontmoeten elkaar in het koor van hun middelbare school en dromen van een toekomst in de muziek. De muziek van het mythische Amerika. Gezamenlijk trekken ze naar het beloofde land: Noord Amerika. Katherine Blamire en Jessica Davies wonen een jaar in New Orleans, dan een jaar in Vancouver, Canada en ontdekken terug in Engeland de Britse folkrock. Het duo perfectioneert hun muziek van slepende countryblues, gothic folk en Fairport Convention-folkrock tot een prachtig versmolten geheel, gebaseerd op afwisselend duistere en engelachtige samenzang, en scheurende slide- en reverbgitaren. In 2009 verschijnt op Jack White's Third Man-label de schitterende single Gastown. Dit is als het ware de voorbode van de debuut-cd Through Low Light And Trees, een juweel van een album. De sfeer is die van broeierige, donkere depressie-folk, sterk Amerikaans getint. Elf meeslepende country noir-songs, opgetuigd door bluesy elektrische gitaren en de diep ontroerende samenzang van de dames Blamire en Davies.
Summer Fades / Devil In My Mind / Hotel Room / Dragon / Erie Lackawanna / Strange Moon Rising / Morning Blues / Storm Song / Blue Skies Fall / Feeling Is Turning Blue / After The Rain

zondag 15 januari 2012

Josh Rouse | Dressed Up Like Nebraska

Josh Rouse maakt unieke platen en neemt een bijzondere plaats in in de zich steeds wijder vertakkende alt.country-familie. Josh Rouse hééft iets wat vele singer-songwriters niet hebben; hij lijkt ongrijpbaar en onaantastbaar en dat geldt evenzeer voor de muziek die hij maakt: een vloeiende hybride van moderne country en kristallijnen pop. Maar tegelijk is Josh Rouse het typische product van middleclass America: gescheiden ouders, een zwervend bestaan en een introverte persoonlijkheid. Rouse maakt daarmee deel uit van de Lost Generation, het eerst en tegelijk het meest typerend verbeeld in David Leavitts literaire debuut uit 1984, Family Dancing. Het schetst het beeld van schuwe kinderen en moeizame gezinsverhoudingen, resulterend in een gemankeerde jeugd. Wat Rouse daarnaast gemeen heeft met contemporaine muzikanten die in het Amerika van de jaren tachtig van de vorige eeuw opgroeiden, is de adoratie voor The Cure en The Smiths. Vanuit deze invalshoeken – op het gevaar af te generaliseren – kan de creatieve geest van Josh Rouse – net als die van bijvoorbeeld Ryan Adams en wijlen Elliott Smith – beschouwd worden.
Josh Rouse is geen prater. In het kwartier dat het interview duurt kijkt hij stuurs en doodserieus voor zich uit, vermijdt hij elk contact en lijkt hij nauwelijks bereid meer informatie te verschaffen dan op zijn website te vinden is. Dat hij rondgezworven heeft door talloze staten – Nebraska, Californië, Utah, Wyoming, South Dakota, Georgia en Arizona – blijkt te zijn veroorzaakt door zijn steeds weer verhuizende moeder en alcoholische stiefvader aan de ene kant en zijn vader die in het leger zat aan de andere kant. Het heeft dan ook niets te maken met het ‘On The Road’-gevoel; er is bij Rouse geen sprake van een romantische zwerversziel.
Op zijn achttiende vestigt Rouse zich in Nashville, Tennessee, gaat filosofie studeren en vindt aansluiting bij de scene rondom Lambchops Kurt Wagner en producer Brad Jones. Rouse is er duidelijk over hoe deze scene zich verhoudt ten opzichte van Nashville’s traditionele muziekwereld: ‘Wij haten dat, hebben daar ook totaal niets mee te maken. Onze club richt zich louter op zichzelf.’ Op eigen kracht weet Rouse een platencontract te bemachtigen bij Slow River, een sub-label van Rykodisc. Met drummer David Gehrke, de sporadisch hulp van toetsenisten en die van de bevriende singer-songwriter Neilson Hubbard neemt Josh Rouse – gesteund door een beperkt budget – zijn debuut-cd op in het huis van producer David Henry.
In april 1998 verschijnt de cd, getiteld Dressed Up Like Nebraska, een verzameling franjeloze en bleke songs die het leven op de Great Plains weerspiegelt. Dressed Up Like Nebraska bestaat uit donkere en downbeat songs, die handelen over het echte leven en hoofdzakelijk zijn geschreven vanuit het gezichtspunt van de kwetsbare adolescent – niet noodzakelijkerwijs Rouse zelf – die nauwelijks weet wat hij met zijn of haar bestaan aan moet. In ‘A Woman Lost In Serious Problems’ wil de verteller verlichting brengen in de uitzichtloze situatie van zijn vriendin, in ‘Suburban Sweetheart’ is de ‘sweetheart’ op de vlucht en biedt de verteller haar een schuilplaats in de suburbs: and you can only be a person / and I can only be a man. Rouse is in zijn teksten rechtdoorzee, direct en volledig gespeend van illusies; hij is een croniqueur van de leegheid, een vertolker van pubergevoelens, een chauffeur over lege wegen die naar niets leiden. Nachtelijke gesprekken, fake gevoelens en dakloze en diep-ongelukkige karakters vullen de verhalen die Rouse vertelt met een engelachtige stem, maar op een toon van totale desinteresse. Op ‘The White Trash Period Of My Life’ versmelt de nachtelijke eenzaamheid – sleep on the floor / lay on the couch / put yourself out – met een spannend en van cello en Wurlitzer voorzien geluidsdecor. Het inzetten van deze instrumenten, in samenhang met elektrische en akoestische gitaren, verleent Dressed Up Like Nebraska een extra dimensie, die bovendien perfect aansluit bij Rouse’s afstandelijke voordracht. Dressed Up Like Nebraska is opvallend uitgebalanceerd voor een debuutplaat en is – vergeleken met Rouse’s tijdgenoten – een unicum in zijn soort. Dressed Up Like Nebraska behoort daarom door zijn beeldtaal en zijn muzikale diepgang en tot de beste singer-songwritersplaten van de laatste jaren voor de eeuwwisseling.
Vijf jaar later heeft Josh Rouse vier cd’s op zijn naam staan en een EP samen met Kurt Wagner onder de naam Chester. In 2003 maakte hij een sublieme vroege jaren zeventig-popplaat onder de titel 1972. Daarnaast en schreef hij voor The New Yorker een artikel over 1972 – Rouse’s geboortejaar – en werd zijn muziek gebruikt in Cameron Crowe’s speelfilm Vanilla Sky. De signalen zijn overduidelijk: Josh Rouse’s ster als the new pop kid is in het begin van het nieuwe millennium snel stijgende, al zal het totaal anders lopen.
Suburban Sweetheart / Dressed Up Like Nebraska / Invisible / Late Night Conversation / Flair / The White Trash Period Of My Life / A Simple Thing / A Woman Lost In Serious Problems / Lavina / Reminiscent

Steve Dawson | Sweet Is The Anchor



Dolly Varden was een geweldige band als je het mij vraagt. De band uit Chicago maakte tot 2005 vier cd’s, waarvan The Dumbest Magnets, met een vlekkeloze productie van Brad Jones, naar mijn mening een bescheiden meesterwerk is. Dolly Varden, geleid door Steve Dawson en zijn vrouw Diane Christensen, is niet meer – een vermoeden dat overigens in 2007 gelogenstraft wordt door de release van The Panic Bell. Hoe dan ook, lang leve Steve Dawson want Dawson heeft met Sweet Is The Anchor een soulvolle en bitterzoete debuutplaat gemaakt. Sweet Is The Anchor is een warmte uitstralende cd – die de functie van een knapperende open haard vervult als je er thuis geen hebt, zoals ik – en die met country als uitgangspunt, pop-, soul- en rhythm & blues-invloeden vermengt. In de Amerikaanse pers is Dawson al vergeleken met Al Green, maar dat is al te gek, al kan ik me dat – luisterend naar het schitterende jaren 70 soulnummer 'Love Is A Blessing' – heel goed voorstellen. Qua vergelijkingsmateriaal houd ik het op Josh Rouse en Ron Sexsmith, eraan toevoegend dat Steve Dawson de betere zanger is. Wat heeft deze man een schitterende stem. Daarbij heeft hij ook nog eens een vaardige pen, want aan memorabele en tegelijk melancholieke melodieën geen gebrek op deze uiterst aantrekkelijke plaat. Zoals bijvoorbeeld de prachtige opener 'Temporary' of het fraai gearrangeerde 'Ten Thousand Pounds', compleet met staande bas en vibrafoon. 'Reignite' is een gaaf countrypopnummer en 'The Guilty Will Play' heeft de sfeer en het niveau van een Jackson Browne-nummer, inclusief karakteristieke David Lindley-gitaar. Vanwege de arrangementen en de soms aanwezige orkestraties wijkt Sweet Is The Anchor af van de standaard americanaplaat, maar dat doet helemaal niets af aan deze herfstige, warme, maar bovenal prachtige cd – die overigens in 2009 opgevolgd wordt door het niet minder fraaie I Will Miss The Trumpets And The Drums. Nogmaals: lang leve Steve Dawson.
Temporary / Sweet Is The Anchor / Friends Like A Wheel / Love Is A Blessing / I'm The One I Despise / The Guilty Will Pay / Ten Thousand Pounds / Reignite / Out Of Your Mind / I'll Be Right Here / The Monkey Mind Is On The Prowl

zaterdag 14 januari 2012

The Replacements | All Shook Down

Bij het verschijnen van All Shook Down in 1990 zijn The Replacements niet meer dan een naam. De band, tien jaar daarvoor opgericht in Minneapolis, is volledig opgebrand en er rest slechts een smeulende puinhoop, veroorzaakt door drugsgebruik en zeer excessief drankmisbruik. The Replacements is in 1990 niemand meer dan Paul Westerberg, All Shook Down is dan ook feitelijk Westerbergs solo-debuut. Maar tegelijkertijd is het in naam althans The Replacements’ zwanenzang; slechts op ‘Attitude’ is de volledige band te horen. All Shook Down is het eindpunt van tien jaar rock- ‘n-roll, chaos en dronkenschap, met All Shook Down neemt de wereld afscheid van een terminale patiënt: The Replacements zijn aan het eind en ten dode opgeschreven. Het is een stereotiep rock-‘n-roll-verhaal, maar de vraag blijft knagen: hoe heeft het zover kunnen komen? Terug naar 1980.
De verveelde buurtvrienden Chris Mars (drums), Tommy Stinson (bas) en halfbroer Bob Stinson (gitaar) ontmoeten straatpunk en Keith Richards/Ron Wood/Johnny Thunders-adept Paul Westerberg. Westerberg blijkt songschrijverskwalititeiten te bezitten en kan net zo loos gaan als de broertjes Stinson. Rondhangen, zuipen en rock-‘n-roll spelen is het favoriete tijdverdrijf van het kwartet dat zich The Replacements is gaan noemen. De uitzichtloosheid van een jeugd onder het juk van Reagan en de laffe popmuziek die de ether teistert – opgestookt door extreem drankgebruik –, zijn de ingrediënten die de woede en het fatalisme van The Replacements aanjagen. Met als gevolg tot mislukken gedoemde tournees en een set chaotische lawaaiplaten op het Twin/Tone-label. Dat neemt echter niet weg dat The Replacements tot de voorhoede van een nieuwe gitaarmuziekgeneratie gaat behoren, samen met Sonic Youth, Hüsker Dü en R.E.M. Met Let It Be speelt de band zich in de kijker van de grote platenmaatschappijen, waardoor The Replacements temidden van zijn tijdgenoten de eerste alternatieve rockband is die in 1984 tekent bij een major. De lepe mix van rauwe punkrock en de jaren zeventig groove van bands als Rod Stewart & The Faces en The Rolling Stones maakt The ‘Mats (koosnaam onder fans) tot de onhandelbare lievelingen van de college-rock. Ondertussen eist de alcohol zijn eerste slachtoffer; waar de overige bandleden veel en overmatig drinken, daar verkeert Bob Stinson in een permanente dronkenschap. Hij is zich van niets bewust: optredens, interviews, hotelkamers, alles gaat aan hem voorbij. Zelfs als hij uit de band gezet wordt door Westerberg. The Replacements gaan als trio verder, maken fraaie platen voor Sire Records in de vorm van Tim, Pleased To Meet Me en Don’t Tell A Soul, maar tot een hit komt het niet. De live-optredens zijn nog even chaotisch als voorheen omdat Westerberg, Mars en Stinson constant laveloos zijn. De drank weerhoudt The Replacements simpelweg van een definitieve doorbraak en als de band – fungerend als voorprogramma van Tom Petty’s stadiontour – avond aan avond genegeerd wordt door 20.000 mensen, worden de zelfopgebouwde spanningen de band teveel. Westerberg zegt een tour naar Engeland af en vertrekt met R.E.M.-producer Scott Litt naar New York om in z’n eentje aan All Shook Down te werken. Dat wil zeggen zonder de overige Replacements, maar mét cameo’s van talloze bekende muzikanten. Wat direct aan All Shook Down opvalt is de sterke wisselwerking tussen rocknummers en ballads. Daarbij zijn de met elektrische gitaren opgetuigde songs sober en ingehouden; ‘Merry Go Round’, ‘Bent Out Of Shape’ en ‘My Little Problem’ – alledrie steady rockers – zijn droog opgenomen met onderkoelde gitaarriffs, priemende gitaarsolo’s en doffe, kurkdroge drums. Alleen al hiermee is All Shook Down mijlenver verwijderd van de rauwe gitaarpunk van Sorry Ma, Forgot To Take Out The Trash. Maar er is meer dat Westerberg – sadder and wiser – wil overbrengen, zowel in de bitterzoete akoestische rammelliedjes als in de kale en desolate ballads. In ‘Nobody’ lamenteert Westerberg, begeleid door jengelende akoestische gitaren, over zijn ten dode opgeschreven huwelijk, in ‘When It Began’ memoreert Paul Westerberg de begintijd van zijn band. Westerberg is op All Shook Down de verhalenverteller die op altijd melodieuze wijze stemmingen en gevoelens daadwerkelijk weet over te brengen. De hartverscheurende ballads – een terrein waarop de solitaire Westerberg zich uitdrukkelijk manifesteert – blinken uit in schoonheid, introspectie en breekbaarheid. Op ‘The Last’ domineert de in mineur getoonzette piano en in ‘All Shook Down’ fluistert Westerberg met hese stem – onder begeleiding van dwarsfluit en akoestische gitaren – zijn tekst in de microfoon. Het hoogtepunt is echter ‘Sadly Beautiful’, een prachtig en droevig liefdeslied dat ingekleurd wordt door pedal steel en de viool van John Cale. Verder zijn er gastoptredens van Concrete Blonde’s Johnette Napolitano, Los Lobos’ Steve Berlin, cult-hero Terry Reid en de resterende Replacements.
All Shook Down was het einde van vele dingen: van de vriendschap tussen de bandleden, van Westerbergs huwelijk, van het buitensporige drank- en drugsgebruik. En van een tijdperk. In haar tijd was The Replacements een unieke band: niet alleen de verbindende schakel tussen The Faces en Nirvana, maar ook de wegbereider voor een nieuwe generatie: zowel Whiskeytown als Wilco zijn sterk beïnvloed door de rootsy punk van Paul Westerberg en zijn Replacements. All Shook Down is daarmee alt.country’s blauwdruk.
Merry Go Round / One Week At A Time / Nobody / Bent Out Of Shape / Sadly Beautiful / Someone Take The Wheel / When It Began / All Shook Down / Attitude / Happy Town / Torture / My Little Problem / The Last

donderdag 12 januari 2012

Michael Dean Damron | Father's Day



Het uitblijven van succes voor Dean Damrons tweede soloplaat Bad Days Ahead, is allerminst een reden om niet hoog van de toren te blazen over de opvolger in 2009, Father's Day. Father's Day is namelijk een hartverscheurende, nierverguizende countrypunk-rootsplaat. Dean Damron gooit er, zoals we hem al jaren kennen, al zijn hebben en houwen tegenaan, waardoor zijn intense, rauwe songs wel een catharsis voor hem moeten zijn. Pure duiveluitbannerij is het. Zo is het triest-logge 'Father's Day' een eerlijk eerbetoon aan zijn gewelddadige vader en uit Dean Damron zijn woede over zijn ex-vriendin in het weinig subtiel getitelde 'I Hope Your New Boyfriend Gives You Aids' – overigens groot in schoonheid – en in de aardeverschroeiende countryrocker 'Boy With A Car.' Dean Damrons wrange gezichtspunt laat echter onverlet dat er voor de luisteraar op Father's Day heel erg veel te genieten is. Er zijn interessante, eigengemaakte covers van 'Beautiful And Damned' (Drag The River), 'Waiting Around To Die' (Townes Van Zandt) en 'Dancing In The Moonlight' (Thin Lizzy), en zelfgepende, diepgravende akoestische ballads. Maar de man met de rauwe strot en de scheurende elektrische gitaar gaat vooral loos – en toch steeds op een wonderlijk beschaafde wijze – in bij de strot grijpende rootssongs. Rauwe folkblues in 'Scream', geweldige countryblues in 'I'm A Bastard' en ruige rock in 'Tornado Song', dat met zijn galopperende ritme en zijn smoelschuiver klinkt als een voorbij denderende trein. 'Dead Days' – God damn me, for letting you go – is zuigend, slepend en trakteert ons op een spetterende gitaarsolo en 'Angels Fly Up' – semi-akoestisch en met weer zo'n bevrijdende gitaarsolo – is puur metaforisch pijn lijden. Father's Day is eerlijk tot op het bot; rauw als een biefstuk; en een meesterwerk voor wie het horen wil.
Dead Days / Father's Day / S.O.S. / Beautiful And Damned / Angels Fly Up / Dancing In The Moonlight / Tornado Song / I Hope Your New Boyfriend Gives You Aids / Boy With A Car / Waiting Around To Die / I'm A Bastard / Playing Dumb / Scream / Dark Little Secret

Cardinal | Cardinal

De ex-zanger van de Australische Moles, Richard Davies, komt in Boston terecht door zijn Amerikaanse vriendin. Samen met drummer Bob Fay – later in Sebadoh – en trompet-student aan het New England Conservatory Eric Matthews vormt hij Cardinal. De verlegen en dandy-achtige Matthews vormt een scherp contrast met de rock-‘n-roll-attitude van Davies, wellicht een reden dat Cardinal in de korte levensduur dat het gegund was niet voldoende was doorontwikkeld. Dat Cardinal in feite een studioproject was, moge blijken uit het feit dat de band slechts één keer live optrad; in The Middle East Club in Cambridge, Mass, ergens in 1993. Ondanks de verschillen – de perfectionistische Matthews enerzijds en de meer instinctieve Davies anderzijds – klinkt het wonderwel tussen de twee. Voor zijn komst naar de VS had Davies in Londen een serie songs geschreven die nu van pas komen bij het Cardinal-project. Het kleine Flydaddy-label heeft echter maar een klein budget ter beschikking gesteld, waardoor Matthews zijn droom van een barok en orkestraal meesterwerk ziet vervliegen. Maar de klassiek geschoolde Matthews kent in Portland, aan de Westkust, nog wel een aantal muzikanten die voor een habbekrats willen meewerken aan Cardinals debuut-cd. Zo komt het duo terecht in de Sound Impressions-studio, een veredelde kelder. Naast ondersteuning op piano, drums en trombone, en Davies’ elektrische gitaar, is het de multi-instrumentalist en arrangeur Matthews – bas, gitaar, trompet, orgel, piano, klavecimbel – die het bandgeluid vorm geeft. In de mix zijn bovendien incidenteel strijkers en houtblazers toegevoegd, waardoor een nummer als ‘Big Mine’ verheven wordt tot een barokke mini-symfonie. Davies ontleent de inspiratie voor zijn liedjes aan het werk van The Beatles en The Bee Gees, waardoor Cardinal een uitgesproken Brits karakter heeft. Prachtsongs als ‘Silver Machines’ en ‘You’ve Lost Me There’ roepen overigens evenzeer excentrieke songschrijvers als Syd Barrett en Robyn Hitchcock in herinnering. Op ongenaakbaar fraaie liedjes als ‘Last Poems’ en ‘Dream Figure’ benaderen de vocale harmonieën – Davies’ scherpe stem met het Aussie-accent versus de koffiebruine bariton van Matthews – de gedroomde perfectie. Maar al die pracht mag maar weinig baten. Want als Cardinal in oktober 1994 uitkomt, heeft de wereld geen aandacht voor de delicate orkestrale pop van het tweetal Davies en Matthews. Eric Matthews blijft aan de Oostkust en tekent bij Sub Pop, Richard Davies vertrekt weer naar down under – en dus splijt Cardinal in tweeën.
If You Believe In Christmas Trees / Last Poems / Big Mink / You’ve Lost Me There / Public Melody # 1 / Dream Figure / Tough Guy Tactics / Angel Darling / Singing To The Sunshine / Silver machines

zondag 8 januari 2012

Hiss Golden Messenger | From Country Hai East Cotton



The Court And Spark was de band van M.C. Taylor en zijn kompaan Scott Hirsch. Vanuit San Francisco, Californië ontwikkelde de band, vernoemd naar Joni Mitchells album en zich oriënterend op ouderwetse country en depressiefolk, zich als een cultband. Vier platen leverde dat op, waaronder het bijzonder fraaie Bless You uit 2001. Naast antieke countryblues voegden Taylor en de zijnen dub en statische ruis toe aan het aldus spannende bandgeluid. Met het zijproject Boxharp – en het gelijknamige album uit 2002 – pakte Taylor de zaken nog wat experimenteler aan. Dan vertrekt M.C Taylor naar Chapel Hill, North Carolina om aldaar aan de universiteit een folklore-programma te volgen en zich te verdiepen in de Appalachen-folk. 'I also wanted to live in the woods', verklaart Taylor desgevraagd. Dit alles leidt uiteindelijk tot het project Hiss Golden Messenger, meer een concept dan een band; de ene keer een trio, dan een band of Taylor solo. Hiss Golden Messenger – de antieke countryfolk geabsorbeerd – produceert demo's, vinyl-ep's en allerlei onduidelijke releases. Overzichtelijk is het niet, maar in 2011 brengt het Blackmaps-label From Country Hai East Cotton uit, dat eerder in 2009 een kleinschalige vinyl-release kreeg. Op het album – nog opgenomen in San Francisco – weet Taylor zich geruggensteund door Hirsch op bas, gitaar, lap steel en harmonium, en The Mother Hips-leden Tim Blum (gitaar) en John Hofer (drums). From Country Hai East Cotton is een schitterend sfeervol album dat de warme bariton van M.C. Taylor combineert met dubby sferen, Steely Dan-popsongs en krakende, roestige countryfolk. Een groovy track, à la Curtis Mayfield, als 'Watch Out For The Cannonball' assimileert voorbeeldig met stemmige pareltjes als 'Isobel', “O Nathaniel' en 'Lion'; op From Country Hai East Cotton gezamenlijk vervlochten tot een voortreffelijk antiek-contemporain countryfolkalbum.
Isobel / Watch Out For The Cannonball / John Has Gone To The Light / O Nathaniel / Row / Lion / Resurrection Blues

vrijdag 6 januari 2012

Eclection | Eclection

Als Elektra Records in 2006 zijn grote zes cd’s tellende overzicht uitbrengt, is er ook een plekje ingeruimd voor Eclection. Eclection past perfect binnen Elektra’s handelsmerk van Amerikaanse folk, psychedelica en Westcoast folkrock, alleen is Eclection is een Britse band; Eclection speelde nooit in de Verenigde Staten. En dat is des te opmerkelijker omdat het in Londen gevestigde vijftal de folkrock van de vroege Jefferson Airplane, The Mamas and the Papas en The Peanut Butter Conspiracy naar de kroon steekt. In Londen komen in 1968 de talenten samen van de Canadees Michael Rosen, de Australiërs Kerrilee Male en Trevor Lucas, de Noor – maar zoon van een Russische prins en Finse beeldhouwster – Georg Hultgreen en de enige Engelsman, drummer Gerry Conway. Zangeres kerrilee Male is met haar prachtige stemgeluid het boegbeeld van Eclection, Hultgreen en in mindere mate Rosen daarentegen, zijn de componisten van de band. Het vijftal speelt een mix van folkrock en progrock, getuige de zwaar aangezette orkestrale arrangementen en de nimmer afwezige mellotron. De samenzang van Male en Rosen is fenomenaal en de gelaagde gitaarpatronen van Hultgreen – akoestische, elektrisch en 12-snarig – bepalen, samen met de mellotron het klankbeeld. Dat is althans te horen op de gelijknamige debuutplaat die onder leiding van Bee Gees-arrangeur Ossie Byrne in de Londense IBC-studio’s wordt opgenomen. De band neemt hun partijen op, waarna er later – buiten hen om – gedubbelde zang en orkestraties aan toegevoegd worden. Het resultaat is behoorlijk verrassend: Eclection klinkt organisch en psychedelisch tegelijk. De composities zijn als kathedralen opgetrokken, wat een sprookjeachtige, barokke plaat oplevert. ‘Will Tomorrow Be The Same’, ‘Still I Can See’, Another Time Another Place’ en ‘Confusion’ zijn complexe, kunstig gearrangeerde madrigalen, evenals ‘In Her Mind’ dat. een meeslepend en klassiek countryfolknummer is. Eclection is kortom een prachtige lp. Elektra faalt echter volledig in de promotie ervan, omdat het de band naar het voor deze muziek meer ontvankelijke Californië had moeten halen. Aan het eind van 1968 verlaat Kerrilee Male echter de band om terug te keren naar Australië en na diverse personeelswisselingen valt Eclection in 1969 uiteen. Gerry Conway en Trevor Lucas vertrekken naar Fotheringay – Lucas zal later trouwen met Sandy Denny – Rosen verdwijnt in de marge, wat niet geldt voor George Hultgreen. Hij zal zelfs in Nederland in 1974 diverse malen de top-10 halen; Hultgreen noemt zich dan George Kajanus en is de zanger en leider van Sailor.
In Her Mind / Nevertheless / Violet Dew / Will Tomorrow Be The Same / Still I Can See / In The Early Days / Another Time Another Place / Morning Of Yesterday / Betty Brown / St. Georg & The Dragon / Confusion

donderdag 5 januari 2012

Buffalo Killers | 3


Plaat van het jaar? Wellicht, want Buffalo Killers' 3 combineert op jaloersmakende wijze geliefde genres als countryrock, classic rock en powerpop. Ik noem wat namen die mij te binnen schieten bij het extatisch beluisteren van deze geniale retrorock-plaat: Neil Young, James Gang, Big Star. Wat hebben deze boys uit Cincinatti, Ohio een fantastische sound gecreëerd – en daarmee een enorme stap vooruit gezet ten opzichte van hun eerdere (2) platen. Buffalo Killers is een trio langharige, overwegend baardige knapen – de broers Zach en Andy Gabbard en hun buddy Joey Sebaali – die aanvankelijk gruizige, southern noise-rock produceerden, maar nu daadwerkelijk het licht hebben gezien. 3 heeft namelijk een bijzonder ruimtelijk en helder geluid waarin rinkelende elektrische gitaren en fantastische, melancholieke zangharmonieën de boventoon voeren. Daarbij hebben de broers en hun vriend bijzonder knappe liedjes gecomponeerd die, zeker bij mij, stevig in de bovenkamer blijven hangen. Dit fantastische album herinnert mij bovendien aan Bandwagonesque en Saturation, die klassiekers van respectievelijk Teenage Fanclub en Urge Overkill. Maar bovenal is dit 3, met zijn wagonlading aan waanzinnig sterke songs, een op zichzelf staand album dat zowel een, zeg maar, commerciële sound heeft als een emotionele diepgang kent. Er staat geen misser op deze plaat – alle twaalf goed! – die werkelijk zoveel jaren-zeventig-moois overbrengt dat uw recensent bijkans bezwijkt van puur genot.
Huma Bird / Circle Day / Mountain Sally / Spend My Last Breath / Lily Of The Valley / Jon Jacob / All Turn To Cloud / Take Your Place / Time Was Shaping / Move On / Everybody Knows It But You / Could Never Be

woensdag 4 januari 2012

The Rain Parade | Emergency Third Rail Power Trip

De hoesfoto dateert van minstens een eeuw geleden. Toen de wereld draaide op stoom en de mensen vermaakt werden met ballonvluchten. Ballonvluchten die ondernomen werden door waaghalzen die het luchtruim tartten en onzeker waren over de afloop. En net als de hoesfoto komt The Rain Parade ook uit een heel ander tijdperk dan het huidige tijdsgewricht. Sterker nog, The Rain Parade was al nostalgisch en ouderwets op het moment dat zij aan het rockfirmament verscheen. The Rain Parade was een met helium gevulde ballon, bemand met waaghalzen die onzeker waren over de afloop. Met Emergency Third Rail Power Trip beleefden ze hun finest hour. Het momentum van het debuut wisten ze nog een EP vol te houden. Totdat de groep topzwaar neerstortte.
De groep rond de gebroeders Steve en David Roback was de dromerigste en meest psychedelische exponent van The Paisley Underground, een verzamelnaam van groepen die actief waren in het Los Angeles van de begin jaren tachtig. The Rain Parade kwam uit het niets en zette zichzelf met ETRPT op de kaart van de tijdloze muziek. Tijdloos, omdat de The Rain Parade alles in zich verenigde wat echte muziek de moeite waard maakt: vakmanschap, emotie, dynamiek en bovenal, verbeelding. De muziek op de plaat roept beelden op van vergankelijkheid, van verlies, van hoop en van berusting. De zweverigheid vermengd met agressieve gitaarsolo’s en breed uitwaaierende orgelpartijen laat een wereld zien waar schoonheid en zeggingskracht samengaan. De songs zijn puntig en gericht en toch lijken ze als zeepbellen weg te zweven op een lauw briesje. De krinkelende Rickenbackers doen sterk aan The Byrds denken. The Byrds ten tijde van Notorious wel te verstaan. Psychedelica is hier het magische woord. Schatplichtig aan de sixties maar toch stevig geworteld in de jaren tachtig. De jaren tachtig van REM, van The Gun Club, ja zelfs van U2. En waar deze groepen de kunst verstonden om epische nummers te verpakken in de lyriek van het tijdsbeeld, daar dreef The Rain Parade mee op de vloedgolf van zijn tijdgenoten. Op eigen kracht bereikte de groep een niveau dat in mijn ogen in latere tijden niet vaak meer bereikt zou worden. Ouderwets maar niet gedateerd, modern maar tijdloos. Nu nog staan de nummers fier overeind. Het is nog steeds fijn wegzweven op ‘This Can’t Be Today’, ‘Look At Merri’ of ‘Kaleidoscope’ of meedeinen op ‘Talking In My Sleep’ of ‘What’s She’s Done To Your Mind’. Dit is de geestverruimende muziek van de jaren tachtig, negentig en kan nog zeker een paar decennia mee in de nieuwe eeuw.
Dat geldt niet voor de groep zelf. Na dit meesterlijke debuut verscheen er nog een EP getiteld Explosions In The Glass Palace. David Roback heeft de groep dan al verlaten en richtte met Dream Syndicate’s Kendra Smith Clay Allison op. De groep die op haar beurt weer incarneerde in het al even psychedelische Opal en vervolgens in Mazzy Star.
De doodsteek kwam toen The Rain Parade getekend werd door major Island. De druk werd te groot. Na een slechte live lp en een bij vlagen uitstekende plaat, toepasselijk getiteld Crashing Dream, was het zwevende vermogen van de groep totaal opgebruikt. Na grote hoogten te hebben bereikt stortte de ballon die The Rain Parade was hulpeloos ter aarde. Wat rest is een meesterwerk.
Talking In My Sleep / This Can’t Be Today / I Look Around / 1 Hr ½ Ago / Carolyn’s Song / What She’s Done To Your Mind / Look At Merri / Saturday’s Asylum / Kaleidoscope

Painted Hills | Painted Hills



Niet voor niets klinkt het gelijknamige debuutalbum van Painted Hills verwant aan de neo-psychedelische countryrock van Beachwood Sparks. Zanger/gitarist Josh Schwarz maakte namelijk ooit deel uit van de kosmische Californische rockers. Painted Hills is in de kern een soloproject van Schwartz, doch de in 2010 gereleasde debuutplaat werd met behulp van bevriende muzikanten opgenomen. Painted Hills klinkt als een groepsalbum; klinkt als een kleurrijk, betoverend groepsalbum dat het Westcoast-stempel met verve draagt. In elf soeverein zwevende songs keert Painted Hills terug naar de gouden tijden van de begin jaren zeventig Laurel Canyon-scene van Neil Young en The Byrds. De meest dominante invloed op Painted Hills is echter The Rain Parade, getuige de dromerige melodiëen, de slepende composities en het geestverruimende gitaarspel van Schwartz. Opener 'Come On Down' zet de toon voor een fantastische serie hallucinerende, in acid gedrenkte liedjes: 'Kaleidoscope Eyes', 'Morning Light', 'Everybody', 'Down Down', 'Knew That I'd Want You' – glinsterende parels opgepoetst door rinkelende, zoemende en kronkelende gitaren. Uitgebracht op het indie-label van Ric Menk (Velvet Crush), bezorgen zoals verwacht de cd noch de vinyl dubbel-lp Painted Hills enige internationale bekendheid. Wat niets af doet aan de fascinerende, neo-psychedelische, kosmische country-trip die Painted Hills daadwerkelijk is
Come On Down / Kaleidoscope Eyes / Sitting On Your Stone / Morning Light / Stella's Raga / Everybody / Dreams / The Sound & The Fury / Down Down / Wagon Blues / Knew That I'd Want You

maandag 2 januari 2012

Beachwood Sparks | Beachwood Sparks

Net als de The Long Ryders twintig jaar voor hen, zijn de Beachwood Sparks op bijna genante wijze schatplichtig aan de folk- en countryrock van The Byrds, Buffalo Springfield en The Flying Burrito Brothers. Beachwood Sparks ontstaat in 1997 als een soort muzikaal hippiecollectief dat ten huize van bassist Brent Rademaker countrymuziek speelt. Als het kwartet – de overige muzikanten zijn Chris Gunst (gitaar, mondharmonica, zang), Farmer Dave Scher (orgel, zang) en Aaron Sperske (drums, zang) – de pedal steel ontdekt, en de uitzichten die dat biedt, raken ze verslingerd aan de ware Cosmic American Music. Op hun zelfgetitelde debuut gaan de Beachwood Sparks in de tijdmachine terug naar de early seventies. Vertrekpunt is The Byrds circa de toetreding van Gram Parsons. Spacey countryrock in een twintigste-eeuws jasje – wat bevestigd wordt door de cd-inlay: de vier knapen ogen als originele kosmische cowboys. De muziek die zij ten gehore brengen is dienovereenkomstig. Veertien avontuurlijke countryliedjes die zich genoeglijk nestelen in een aantrekkelijke psychedelische omgeving. Veel ruimte voor speelse mondharmonica en jubelende pedal steel – in ‘The Calming Seas’ – , veel aandacht voor harmoniërende samenzang, en wat vooral heel belangrijk is, veel heel mooie liedjes. Alles lijkt te kloppen aan dit debuut, van de tinkelende Rickenbacker tot de krabbende Gretsch gitaar, van de rammelende tamboerijnen tot het krakende orgel, van de hallucinerende tape-effecten tot de close-harmony zang – zeer fraai in ‘New County’. De vergelijkingen met The Byrds ten tijde van The Notorious Byrd Brothers liggen voor de hand, maar ook Love en Buffalo Springfield zijn herkenbare invloeden. De Beachwood Sparks stoppen evenveel country als psychedelica in hun muziek en dat maakt dit debuut tot een klassieke Westcoastplaat die uitermate geschikt is voor retrorockers, countrypickers, en sixtieslovers. Dit is ‘Cosmic American Music’ zoals Gram Parsons het bedoelde – en de Beachwood Sparks zijn zijn onechte kleinkinderen.
Desert Skies / Ballad Of Never Rider / Silver Morning After / Singing Butterfly / Sister Rose / This Is What It Feels Like / Canyon Ride / The Reminder / The Calming Seas / New County / Something I Don’t Recognize / Old Sea Miner / See, Oh Three / Sleeping Butterfly